Najaar 2018-1

Gepubliceerd 4 oktober 2018

Link naar Facebook

  

DIERENDAG
Vandaag is het Werelddierendag. De dierenasiels houden weer open dag. We zien weer foto’s van dieren die een goed huis zoeken. Nu zien we een hond als een gezellig huisdier, maar dat is wel anders geweest. Tot halverwege de twintigste eeuw werd een hond vooral als economisch middel gezien, bijvoorbeeld als waakhond bij een boerderij of als trekdier voor een hondenkar. Uit die tijd stamt ook de hondenbelasting die gemeenten konden opleggen. Het zou nog tot de jaren vijftig van de twintigste eeuw duren voordat er in Zeeland dierenasiels kwamen. De oudste berichten in de krant zijn van 1957, over het dierenasiel in Middelburg. In Dagblad De Stem van 19 april 1958 lezen we dat de afdeling Zeeland van de Nederlandse Vereniging tot bescherming van dieren haar zestigjarig bestaan viert. In 1949 was er een afsplitsing waarbij de afgesplitste groep een dierenasiel oprichte. In 1951 kwam er aan de Seisweg te Middelburg een dierenasiel ‘uistekend aan de eisen des tijds voldoend’ met kleine hulpasiels in Goes en Zierikzee. Het waren enkele notabelen - nu zouden we zeggen de elite - die zich het lot van de dieren aantrokken en besloten tot oprichting van een vereninging. We komen namen tegen als burgemeester van Woelderen (Vlissingen) en mensen met adelijke titels als Snouck Hurgronje en Schorer. In die eerste jaren werd gewezen op de ‘erbarmelijke toestanden bij het vervoer van vee en de barbaarse slachtmethoden’. Veel was er al verbeterd maar in 1960 komen we nog advertenties tegen waarin honden worden aangeboden met de toevoeging ‘niet voor kettinghond of handelaars’.

De Dierenbescherming begon in 1864 als de 's Gravenhaagsche Vereeniging tot Bescherming van Dieren. Deze vereniging zette zich onder meer in voor het verbod van trekhonden en het couperen van de oren en staart van honden en paarden, en voor een verbetering van de slachtvoorschriften. Om dit te bewerkstelligen, hielden de dierenbeschermers lezingen, schreven ze brochures en streefden ze naar betere wetgeving. In 1875 behaalde de vereniging een eerste succes met een wet ter preventie van hondsdolheid, waarin ook de mishandeling van honden en katten strafbaar werd gesteld.
De datum van dierendag gaat terug naar de feestdag van Sint Franciscus van Assisi (4 oktober). Volgens overlevering bekommerde hij zich om het lot van melaatsen, zwervers en andere armen, maar ook van planten en dieren. Zo zou hij ooit een preek voor dieren hebben gehouden.

Ilse Winter uit het Tsjechische Brno schreef in mei 1927 een brief aan de voorzitter van de wereldverening voor dierenbescherming, Margaret Ford in Londen, waarin ze voorstelde om één dag per jaar speciaal aan de dieren te denken. Tijdens een internationaal congres van deze verenigingen in mei 1929 in Wenen werd 4 oktober uitgeroepen tot Werelddierendag. Dit werd toen al in enkele steden gevierd in Amerika, Engeland, Duitsland, Oostenrijk, Australië en Indië. De eerste officiële dierendag in Nederland was op 4 oktober 1930.

Foto 1: hondenkar 1905 met man en vrouw in Walcherse klederdracht.
Foto 2: recente foto van dierenasiel Goes.

  

Gepubliceerd 7 oktober 2018

Link naar Facebook

  

EMIGRATIE
In de negentiende eeuw emigreerden veel Nederlanders op zoek naar een beter leven naar Amerika. Ook uit de Bevelanden gingen mensen - vaak arme landarbeiders - met hun gezinnen op zoek naar het geluk. Jacqueline Pieterse vond het verhaal van de emigratie van Pieter Baijens (1845-1920) en zijn vrouw Cornelia Verhulst (1846-1923), die met elf kinderen emigreerden naar Amerika. Ze plaatste het op de facebookpagina Kiekje Bevelanden. Pieter was in Wolphaartsdijk geboren en Cornelia in Kloetinge.

“Begin mei 1892 werpen Pieter Baijens zijn tweede vrouw en zijn tien kinderen definitief een laatste blik op hun geboortegrond in Wolphaartsdijk. Ze gaan namelijk emigreren naar Amerika. Het moet een hartverscheurend moment geweest zijn, waarvan ze de impact pas veel later zouden beseffen.
Na een reis van twee weken op zee arriveren ze op Ellis Island bij New York. Ze stappen meteen op de trein naar Wisconsin, pal tegen de Canadese grens waar de winters veel langer en kouder zijn dan in Zeeland. Op dat moment zijn de laatste Indianen daar nog maar amper verdreven. De natuur is er overweldigend mooi en ongerept. En veel verraderlijker dan in Zeeland. Een paar weken na aankomst verdrinkt hun 15-jarige zoon Jan in een plaatselijke rivier wanneer hij verkoeling zoekt voor de intense hitte, want ook de zomers zijn in Wisconsin veel heter.


Pieter Baijens heeft in Wolphaartsdijk altijd als boerenarbeider op het land gewerkt. Het is zijn droom om in Amerika te gaan boeren. Hij verwerft een lapje grond in het (huidige) centrum van Sheboygan, een stadje aan lake Michigan. Maar het verschil in klimaat maakt dat die droom uit elkaar spat; boeren is daar veel moeilijker en heel anders, waardoor hij dan maar van deur tot deur gaat met zelfgemaakte paraplu's. Ook dat levert eigenlijk maar amper genoeg op om van te kunnen overleven. 

Ik kwam in contact met Keith Bustran, een hedendaagse Amerikaanse nakomeling van één van de emigranten. Hij vertelde dat iedereen van de eerste generatie eigenlijk heimwee had en dat sommigen daar ook mede aan zijn gestorven. Het leven was er aanvankelijk keihard, maar terugkeren zou gezichtsverlies betekenen. Dus wat deden ze dan? Ze vluchtten in God. In Wolphaartsdijk was de familie nog hoofdzakelijk betrokken geweest bij dronken vechtpartijen, in de VS werden ze allemaal overtuigde members van churches met namen waar zo vaak mogelijk Jezus Christ en Holy in verwerkt was.

De ontheemde en uitgehongerde mensen die op de foto poseren werden niet heel erg oud, hun in de VS geboren kinderen wel. De tweede generatie, die te werk werd gesteld in allerhande fabrieken en vanaf de jaren 1930 in het bezit was van een radio, haalde overwegend grif de leeftijd van 90 jaar en hun obituary's (overlijdensberichten) in de plaatselijke krant geven blijk van een leven wat in het teken stond van God, de church en nobele zaken zoals borduren en familiebijeenkomsten bijwonen. 

Eén van deze nakomelingen is Shirley Rawson, de oudste dochter van Minneline (de Amerikaanse vertaling van Jacomina) Bayens en dominee Melvin Rawson. In 1989 reist ze naar Nederland op zoek naar sporen van haar voorouders. In Middelburg vraagt ze en passant bij het VVV of ze toevallig iemand kennen van de familie Baijens. Dat blijkt inderdaad het geval. Shirley wordt voorgesteld aan Gerard Baijens, die op dat moment voor de gemeente Middelburg werkt als persvoorlichter. Toevallig heb ik 14 jaar eerder contact gelegd met Gerard in verband met onze stamboom en hem een exemplaar gegeven van wat ik tot dat moment heb ontdekt. En toevallig heeft Gerard een kopie van deze stamboom in zijn burolade. Het moet een gedenkwaardige ontmoeting geweest zijn. De hoogbejaarde Shirley is al heel haar leven juffrouw van de zondagsschool. Voor haar is de ontmoeting met cousin Gerald een onvervalste act of God. En Gerard zal - als niet gelovig en homosexueel - ongetwijfeld hard op zijn tong gebeten hebben.”

Op de foto Pieter Baijens en Cornelia Baijens-Verhulst met hun kinderen ongeveer tien jaar na hun aankomst in Amerika.

  

Gepubliceerd 9 oktober 2018

Link 1 naar Facebook
Link 2 naar Facebook

 

 

OP ZOEK NAAR ALIDA SANDERS VAN LOO

Als Heemkundige Kring De Bevelanden ontvangen we regelmatig verzoeken om informatie. Deze keer zoeken we eventuele nazaten van BASTIANA KLAZINA WOLTERS-VAN DER HOEK. Op 31 juli 1859 is ze te Goes geboren. In de Staatscourant van 9 november 1877 lezen we een bericht dat ze aan de Kweekschool geslaagd is voor de akte van hulponderwijzeres. Op 27 mei 1889 trouwt ze met GERRIT JAN WOLTERS, directeur van de gasfabriek te Goes. Ingaande 1 augustus 1890 wordt hem eervol ontslag verleend en wordt hij benoemd tot directeur van de gasfabriek te Zaandam. Kort daarvoor was op 1 mei 1890 te Goes hun eerste kind – zoon CHRISTIAAN ANTON MARIE WOLTERS – geboren.

Waarom zoeken we deze nazaten? Bastiana Wolters-van der Hoek is een tante van schrijfster/journaliste ALIDA SANDERS VAN LOO (1860-1939). Samen met Paul Buschmann uit Antwerpen maakte zij buitenlandse reizen waarvan ze verslagen maakte. Eind jaren zeventig werd op een antiek- en rommelmarkt te Middelburg een reisdagboek gekocht door een familielid van onze vragensteller. Inmiddels is er een wetenschappelijke studie geschreven over deze schrijfster die ook via internet is te raadplegen bij de Universiteitsbibliotheek van Gent. Tot op heden is het niet gelukt om een foto van deze schrijfster te vinden. De naam Sanders van Loo bestaat inmiddels niet meer. Haar laatste jaren bracht Alida Sanders van Loo vereenzaamd haar leven door in Den Haag. Alleen met een tante van moederskant, de hierboven genoemde Bastiana Klazina Wolters-van der Hoek en haar zoon Christiaan had ze een goede band. Omdat het dagboek in Middelburg is aangetroffen zou het goed mogelijk zijn dat Christiaan (die o.a. in Zutphen en Apeldoorn heeft gewoond) naar Zeeland was teruggekeerd. Zoon Christiaan is in 1969 overleden. In 1970 werd drs. Pieter Abel Wolters benoemd tot burgemeester van Middelburg. Zou hij een nazaat van Christiaan zijn? Zou hij het dagboek te koop hebben aangeboden? We weten het niet. We hebben enkele ervaren mensen gevraagd om eens uit te zoeken of er een familierelatie is tussen de Goese directeur van de Gasfabriek Gerrit Jan Wolters en de Middelburgse burgemeester Pieter Abel Wolters. Die relatie is er niet. De familie van de Middelburgse burgemeester komt uit Groningen en de familie van de Goese directeur komt uit Zutphen.

Maar waar ging het ook weer over? We zijn op zoek naar een foto van de schrijfster/journalist ALIDA SANDERS VAN LOO. Wie kan ons daar aan helpen? Onze vragensteller zou daar zeer blij mee zijn. Graag horen we reacties.

  

Gepubliceerd 20 oktober 2018

Link naar Facebook

 

POESIEALBUM (1)

Wie kent ze niet? De poëziealbums of ook wel bekend als poesiealbum. Het album is van het genre pure nostalgie. Je vindt er een hoop herinneringen in terug van vrienden en familie. Het werd dan ook bijgehouden om herinneringen aan iemand of een speciale gebeurtenis levend te houden. De verzamelboekjes met versjes en tekeningen van vriendjes, vriendinnetjes, familie of andere mensendie je bewondert, was echt een meisjes ding. Nu delen we onze ervaringen op facebook of andere sociale media. Zou over honderd jaar iemand dit nog lezen?

Als Heemkundige Kring kregen we de vraag of we interesse hebben voor twee poesiealbums van ruim honderd jaar geleden van twee meisjes uit Wolphaartsdijk. Het oudste album is van Mien van der Linde dat ze kreeg voor haar dertiende verjaardag op 1 oktober 1908. Haar broer Jan der Linde schreef op het schutblad: “Jan van der Linde, oud 38 jaar, geboren in het jaar 1 October 1895.” Deze tekst zou voor verwarring kunnen zorgen maar het is toch duidelijk een geschenk voor zijn zus. Kleinzoon Peter van Schoonacker schreef dat het album van zijn oma is. Haar naam was Wilhelmina van der Linde, roepnaam Mina. Ze was geboren op 22 april 1896 te Borssele en op 25 maart 1993 te Goes overleden. Mina was getrouwd met Pieter Coppoolse, op 17 september 1892 te Arnemuiden geboren en op 5 september 1970 te Goes overleden. Volgens hun kleinzoon hebben ze heel lang gewoond op het adres Heernisseweg 93 te Goes.

Het eerste gedichtje is van haar zus Dirkje en luidt: 

Lieve Zus
Steeds zal ik aan u denken,
Op Elke plek der aard.
Uw beeld blijft in mijn harte
Voortdsurend trouw bewaard.
En moog het lot ons lijden,
Nooit breekt de vriendschapsband
In onze jeugd gesloten,
Rein blijven zij in stand.

Ingedachtenis aan uw Zus Dirkje van der Linde
Wolfersdijk, Oud-Sabbinge 1909


De schrijfstijl heeft iets plechtigs. Het familiaire ‘jij’ gebruikte men nog niet. Ook naar zussen schreef men ‘u’. Zus Dirkje schrijft graag want in het album vinden we verschillende gedichtjes van haar. Ook van haar moeder en broer Jan vinden we gedichtjes. Verschillende vriendinnen uit Wolphaartsdijk schrijven in het album. We komen namen tegen van Pieternella van de Kreeke, Catharina Bliek, Jannetje den Engelsman, Cornelia Schipper, e.a.

Het gezin waarin Mien opgroeit moet een godvruchtig gezin zijn geweest. In verschillende gedichtjes wordt naar God verwezen. Op 8 maart (1911?) schrijft J. van der Linde uit Borsele (mogelijk haar grootvader): “God weet hoe lang dat ik zal leven, Leef ik nog lang, leef ik nog kort. Dit is de wil van mijnen God.”

Het andere album dat we ontvingen is van de dochter van Mien, Rie van Schoonacker-Coppoolse We ontvingen de albums van haar zoon Peter van Schoonacker. Daarover een volgende keer.

 

Gepubliceerd 26 oktober 2018

Link naar Facebook

  

 POESIEALBUM (2)

We schreven al eens eerder over het poesiealbum van Mien van der Linde. Gelijktijdig ontvingen we ook het album van haar dochter Marie uit Wolphaartsdijk. Van zoon Peter van Schoonacker ontvingen we nog de volgende informatie. De volledige naam van zijn moeder was Maria Jannetje van Schoonacker-Coppoolse. Ze is op 17 april 1921 te Kloetinge geboren en op 13 juni 1991 te Goes overleden. Dat betekent dat haar moeder Mien van der Linde haar dochter nog heeft overleefd. Zij overleed twee jaar later op de leeftjd van bijna 97 jaar. Marie was getrouwd met Charles Eduard van Schoonacker (de vader van Peter) op 19 januari 1921 te IJzendijke geboren en in 1967 te Goes overleden. 

De oorsprong van het poesiealbum ligt bij jongemannen! Het fenomeen begon meer dan vijf eeuwen geleden aan de protestantse universiteit van Wittenberg. Professor Maarten Luther (1483-1546) schreef tekstjes voorin de bijbels van zijn studenten. Hier begon de gewoonte om van professoren en medestudenten teksten te verzamelen. Later werden blanco boekjes gemaakt bij een boekbindster en werden deze gevuld met Bijbel citaten, klassieke spreuken, tekeningen en geschilderde wapens. Het oudst Nederlands teruggevonden 'liber amicorum' was van Stephanus van Rhenen uit 1556. Hij was student aan de universiteit van Wittenberg en liet de hoogleraren van zijn school een bijdrage aan zijn album leveren. Het verzamelen bleef lange tijd een gebruik van mannelijke studenten en pas tegen het einde van de 18de eeuw begonnen niet-studenten en een aantal vrouwen een poesiealbum bij te houden.

De eerste gedichtjes in het album van Marie dateren van de jaren dertig van de twintigste eeuw. Veel van de gedichtjes staan in teken van het geloof. Marietje groeit op in een godvrezend gezin. Opgepast moest er worden voor werelds vermaak. Illustratief is een gedichtje uit 1930 dat ondertekend is door een zekere Bommeljé:

Beste Marietje,

’s Werelds omgang is aanstekelijk
Wacht u voor haar huldeschijn
Of gij zult voor ge ’t gewaar word
Zelf een Kind der wereld zijn.

Het gedichtje van haar vader op 8 februari 1931 is meer werelds:

 
Als ik een dichters geest bezat
Dan had ik op dit albumblad
Een mooi gedicht geschreven
Doch daar ik deze have mis
Wensch ik niet meer dan noodig
En voeg dan hier ten slotte bij
Ik denk aan u, denk gij aan mij.


Ook in de jaren dertig schreven onderwijzers in de poesiealbums van hun leerlingen. Heel stichtelijk, kort maar mooi gestileerd is het gedichtje van haar onderwijzer uit Goes op 3 maart 1931 die ondertekent met “Ter herinnering meester” en een onleesbare naam:


Voor Marietje!

De Heere zegt:
Die Mij vroeg zoeken
Zullen Mij vinden.


Zo vertellen ook de gedichtjes in poesiealbums een stukje historie van de tijd waarin ze geschreven zijn.

 

Gepubliceerd 8 november 2018

Link naar Facebook

 

EEN FOTO OP EEN ROMMELMARKT

Zomaar een foto op een rommelmarkt in het Noord-Bevelandse Kats. Een echtpaar in Zeeuwse klederdracht, geposeerd voor de fotograaf. Els van de Guchte zag de foto in het lijstje en kocht het. Het blijft intrigeren. Wie zouden deze personen zijn? Wat voor klederdracht is het? Ze plaatste de foto op de facebookpagina van Kiekje Bevelanden. Er kwamen ook reacties. Zo weten we dat het de katholieke klederdracht is. Dat zou kunnen duiden op een van oorsprong katholiek dorp in de Zak van Zuid-Beveland, bijvoorbeeld Kwadendamme, Ovezande of ‘s-Heerenhoek. Aan het haar van de man kun je zien dat hij normaal de traditionele ronde Zeeuwse hoed draagt. Voor de fotograaf heeft hij die afgedaan. Iemand anders meldt dat die hoed bij speciale gelegenheden, maar ook bij de maaltijd werd afgedaan. Dat is anders bij de Zeeuwse kap bij vrouwen, die alleen in bed werd afgedaan. Maar we weten nog steeds niet wie deze personen zijn. En uit welke periode is deze foto? Deze klederdracht werd al niet meer zoveel gedragen in de jaren vijftig van de twintigste eeuw. De foto is dus mogelijk ouder. Wie kan er iets meer over zeggen?

Carla Bulsing-Barth schrijft dat de kap alleen op zondag naar de kerk werd gedragen of bij speciale gelegenheden. Het mutsje was voor door de week en in het dorp. De klederdracht was na de Tweede Wereldoorlog tot ver in de jaren vijftig van de twintigste eeuw nog volop aanwezig.

 

Gepubliceerd 9 november 2018

Link 1 Facebook
Link 2 Facebook

 

HIRDES
In het periodiek ‘Wij van Zeeland’ van de Nederlandse Genealogische Vereniging (NGV) Zeeland van oktober 2018 lezen we een verhaal over Zeeuwse namen. Eigenlijk zijn het Bevelandse namen, om die reden zal het ook wel gepubliceerd zijn onder het kopje ‘Regio Noord- en Zuid-Beveland’. Deze keer worden de namen Hirdes en Koeijers besproken, inderdaad namen die veel in Zuid-Beveland voorkomen. We beperken ons tot de naam Hirdes omdat daar de meeste Bevelandse gegevens over vermeld staan. De naam Hirdes is afkomstig uit Duitsland.

Johannes Christoff Hirdes (1707-1783) was korporaal bij de cavalerie van het Prins Maximiliaanregiment en later veldwachter. Deze Johann Christoff was geboren te Hofgeismar, in de Duitse deelstaat Hessen. Als soldaat kwam hij in het Belgische Veurne en stichtte daar een gezin. Zijn zoon Johannes Hirdes (1743-1817) wordt in die plaats koster en schoolmeester van het garnizoensleger. Deze trouwt met Christiana Stollin (1741-1814). Hun zoon Willem Lodewijk Hirdes (1780-1844). Kort na de geboorte van die zoon – omstreeks 1782 – verlaat het garnizoen de stad Veurne. Het gezin Hirdes komt in het Zeeuwse Nisse terecht waar vader overlijdt. Willem Lodewijk wordt in de familietraditie veldwachter te Nisse. Hij geldt als de stamvader van de Bevelandse familie Hirdes. Nieuwsgierig geworden zoeken we nog even verder. Zou van veldwachter Hirdes ook iets in de krant te vinden zijn? In de Goesche Courant van 15 december 1820 komen we dit bericht tegen: “Bij W. Hirdes, te Nisse, is geschot (?) een zwart jaarlings rund, met een wit plekje voor den kop; de eigenaar daar van, kan zich bij voornoemden Hirdes adresseren.” Blijkbaar was er een jong rund gevonden en kon men zich bij de veldwachter in Nisse melden. Op de website www.online-begraafplaatsen.nl vinden we nog een grafsteen op de begraafplaats in Nisse van Gerardina Hirdes (1858-1955) en haar man Jan Slabbekoorn (1863-1951). Mogelijk nazaten van die eerste Hirdes die zich vanuit Duitsland via België in Nisse vestigde.


Gepubliceerd 13 november 2018

Link naar Facebook

  

EEN BORSTBEELD IN KLOETINGE

Enige tijd geleden waren we weer eens in het dorpshuis Amicitia te Kloetinge. We stonden wat genoeglijk te praten aan de bar. Opeens viel ons een borstbeeld op boven de toegangsdeur. Nooit eerder opgemerkt terwijl het er toch al een tijd moet staan. De beheerder van het dorpshuis wist ook niet hoe het daar gekomen is. Hij had nog wel een metalen plaatje met de tekst:

Jhr. Mr. F. van de Poll
Stichter Kon. Ned. Fed.
Grote Prijs K.N.F.

Arnhem
8-3-1968

Maar hoe komt dit beeld nu in Amicitia? En wat voor relatie is er tussen deze jonkheer en Kloetinge? Maar eens navragen bij mensen die wel vaker op speurtocht gaan. Van Peter Frijhoff kregen we deze informatie: K.N.F. staat voor Koniklijke Nederlandse Federatie van Muziekverenigingen, welke later is opgegaan in de KNMO (Koninklijke Nederlandse Muziek Organisatie). In dagblad Het Vaderland van donderdag 13 maart 1913 vinden we een bericht dat Jhr. Mr. F. van de Poll zondag a.s. 75 jaar wordt. Het artikel vermeldt: “Men mag hem wel den eereburger van Zeist noemen, want zijn geheele leven heeft jhr. Van de Poll aan het welzijn van deze gemeente gewijd.” In zijn werkzame leven was hij zijn vader opgevolgd als directeur van een verzekeringsbank en als liberaal zat hij 32 jaar in de gemeenteraad van Zeist, waar hij tevens wethouder is geweest. Hij zat in verschillende besturen en met zijn vader en een aantal andere notabelen had hij in 1882 een harmonievereniging in Zeist opgericht. Van daaruit werd ook een landelijke federatie opgericht waarvan hij 25 jaar voorzitter is geweest. In het Algemeen Handelsblad van woensdag 7 april 1937 lezen we dat hij is overleden. Tot 1995 was er in Zeist nog een Van de Pollstichting waarin we lezen dat deze familie behoorde tot een oud regentengeslacht die aanvankelijk in Amsterdam woonde (diverse mensen werden ook burgemeester van die stad). In 1840 vestigde deze familie zich in de provincie Utrecht waarbij ze in de adelstand werden verheven met de erfelijke titel van jonkheer. We lezen ook dat de hier genoemde Jkr. Mr. F. van de Poll op 17 maart 1860 is geboren en op 6 april 1937 is overleden.

Maar hoe komt nu dat borstbeeld in Kloetinge? We vinden een mogelijk antwoord op deze vraag in de PZC van 10 maart 1967. Voor de negende maal wordt er een landelijk muziekconcours gehouden in Arnhem. Het is een selectie met top-muziekkorpsen voor harmonie en fanfare. De winnaar krijgt ‘De Grote Prijs der Federatie’ bestaande uit een borstbeeld van de oprichter van de federatie Jkr. Mr. Van de Poll. Het muziekkorps Excelsior uit Kloetinge was zo’n top-korps. Een jaar later – in 1968 – wonnen ze de eerste prijs op een Zeeuws muziekconcours in de veilinghal in Goes. De jury was vol lof. “Heel goed, bijna beroepswerk” was het oordeel. Hoewel we over een landelijke prijs niets kunnen vinden lijkt het er op dat Excelsior in 1968 deze landelijke prijs behaalde waardoor het borstbeeld van Jhr. Mr. F. van de Poll in Kloetinge terecht kwam.

Van Brassband Excelsior uit Kloetinge ontvingen we via hun facebookpagina na publicatie van dit artikel nog de volgende informatie:

Dit borstbeeld is van de oprichter van de KNF (muziekbond), jhr. mr. van der Poll en werd op 8 maart 1969 in Arnhem overhandigd aan Excelsior, nadat de vereniging tijdens het topconcours, dat destijds gold als landskampioenschap, het hoogste aantal punten behaalde in de vaandelafdeling Fanfare. De vaandelafdeling was destijds de hoogste afdeling en Excelsior was hiermee dan ook landskampioen. Meer informatie is te vinden op krantenbank Zeeland: 

https://krantenbankzeeland.nl/…/1969-0…/edition/null/page/2…

De overwinning resulteerde er uiteindelijk ook in dat Excelsior in het najaar van 1969 mocht deelnemen aan de National Championships of Great Britain in de kampioensdivisie. Deze wedstrijd werd door de Britten zelf in 1968 en 1969 uitgeroepen tot "wereldkampioenschappen" zo valt te lezen in de PZC van 4 oktober 1969: 

  

Gepubliceerd 19 november 2018

Link naar Facebook

HET MANHUIS IN GOES

We ontvingen bij toeval een uitgave van ‘Wij Zeeland’ van oktober 2013, het blad van de Nederlandse Genealogische Vereniging (NGV) Zeeland. Daarin een artikel van Frank de Klerk van het Gemeentearchief Goes over het Manhuis in Goes in de zeventiende eeuw, toen het Manhuis net gebouwd was. Recentelijk heeft de gemeente Goes dit rijksmonument verkocht en zal er mogelijk een hotel in komen. Een stukje uit dit verhaal.

“Het zijn bepaald niet de minste lieden, die in het midden van de zeventiende eeuw een plaats reserveren in het nieuwe Manhuis aan de Zusterstraat in Goes. Met de oprichting van het stadsweeshuis in 1628 ontstaat al de mogelijkheid dat ook bejaarden, zowel mannen als vrouwen, woonruimte en verzorging kopen. Het Weeshuis wordt gevestigd in het sinds ca. 1600 grotendeels leegstaande klooster van de Zwarte Zusters, en dat zit voorlopig nog niet vol met kinderen. Hier krijgen ouderen die daar voor betalen een dak boven het hoofd, een plaats bij de haard en dagelijks eten. Ze dienen zelf een bed met dekens, een waterpot en wat keukengerei mee te nemen. Bij hun overlijden vallen deze goederen toe aan het huis. In de eetzaal nemen de bewoners aan tafels plaats in volgorde van inschrijving. Aanvankelijk is het Manhuis min of meer onderdeel van het Weeshuis, bestuur (buitenvaders en –moeders) en administratie lopen door elkaar, en wezen en ouden van dagen zitten op elkaars lip onder één dak. Dit leidt tot strubbelingen. De oplossing wordt gevonden in de bouw van een afzonderlijk Manhuis, waarvoor de stad enkele huisjes aan de straat afbreekt. Het sobere gebouw met veel schoorstenen komt in het verlengde van het Weeshuis te staan. Een dergelijk woon-zorgcomplex is in die tijd blijkbaar een noviteit; uit andere delen van Zeeland haasten ouderen zich naar Goes om een kamer te huren voor hun oude dag. Niet alleen neemt zo het aantal welgestelde Goesenaars in één klap toe. Ze zijn op diverse zakelijke gebieden nog actief ook, waarmee de Goese notarissen meer werk krijgen. Daarnaast kloppen ze voor testamenten hier ook aan, ze worden immers toch een dagje ouder. Het nieuwe gebouw komt begin 1656 gereed. De enige decoratie die de stad zich veroorlooft is een monumentale ingangspartij, met daarboven beeldjes van een rijke oude man en een dito vrouw. Dit zijn de bewoners waar het stadsbestuur op mikt; in later eeuwen zal het Manhuis synoniem worden voor tehuis voor arme bejaarden, maar dat is niet de oorspronkelijke doelgroep. Deze betaalt een behoorlijke som geld om verzekerd te zijn van een onbezorgde levensavond. Voor honderd pond Vlaams koopt een vrijgezel zich in, het dubbele moet een echtpaar betalen. Ook worden tarieven in Carolusguldens gesteld: deze variëren van 800 voor een vrijgezel tot 1600-1800 gulden voor een echtpaar. Verschil moet er zijn, in sommige gevallen betalen alleenstaanden extra om een kamertje voor zichzelf alleen te reserveren, of wordt er meer ingezet om een betere kamer te krijgen. “

 

Gepubliceerd 20 november 2018

Link 1 naar Facebook
Link 2 naar Facebook

 

JAN KATSMAN

Een telefoontje van een mevrouw uit Tholen. Ze is – zoals dat zo mooi heet – testamentair executeur van een mevrouw die enkele maanden geleden is overleden. De overledene heeft geen kinderen. Haar man was al in 1996 overleden. Bij het opruimen was ze nog een schoolrapport van meneer tegengekomen. Of de Heemkundige Kring daar interesse in heeft? Nu hebben we als vereniging geen archiefbewaarplaats maar interesse altijd. Het schoolrapport werd opgestuurd en we gingen op zoek naar het verhaal daar achter.

De mevrouw die overleden is was Johanna Katsman-Bevelander. In de advertentie in de PZC stond onder haar naam ‘Bure Jo’. Ze was geboren op 25 oktober 1924 in St. Maartensdijk en op 2 februari 2018 overleden te Tholen. Haar man was Jan Katsman, die op 1 december 1996 was overleden in het Thoolse Scherpenisse. Maar wat heeft dat nu te maken met De Bevelanden? Het schoolrapport is een boekje met een grijze omslag waarop staat ‘Chr. School voor L.O. te Wolphaartsdijk, Papeweg A 106’. Verder staat er nog vermeld ‘Rapportboekje van Jan Katsman’. Het is een uitgave van Oosterbaan & Le Cointre – Goes, een bekende drukkerij op de Bevelanden. De jeugdjaren van Jan Katsman moeten dus gezocht worden in Wolphaartsdijk. Het schoolrapport begint op 1 april 1930 met de eerste klas en eindigt op 31 maart 1937 met de zevende klas. Het schooljaar liep dus van 1 april tot 31 maart.

We beginnen onze zoektocht op de website van www.krantenbankzeeland.nlDaar vinden we in Dagblad De Zeeuw, zoals uit het onderschrift van de krant blijkt het Christelijk Historisch Nieuwsblad voor Zeeland, de eerste vermelding uit 1924. Het is een publicatie van de burgerlijke stand. Tot eind vorige eeuw was het nog gebruikelijk dat gemeenten huwelijken, overlijdens en geboorten publiceerden in de plaatselijke krant. Met een toenemende vraag om privacy wordt dit niet meer gedaan. Maar in 1924 lezen we onder het kopje ‘Wolphaartsdijk’ nog dat op 30 maart van dat jaar Jan Katsman is geboren als zoon van Janus Katsman en Catharina Adriana van Loo. We gaan verder zoeken naar de school aan de Papeweg. In hetzelfde Dagblad De Zeeuw van 13 september 1940 – enkele maanden na het begin van de Tweede Wereldoorlog – vinden we op de pagina ‘Gemengd Nieuws ‘ een artikeltje met de volgende inhoud: “Wolfaartsdijk,

Benoemd tot onderwijzer aan de Chr. School in de Papeweg alhier, dhr. J. van Wijk (thans kweekeling met akte) in de plaats van dhr. J. van Wuijkhuijse, die 1 Dec. wegens het bereiken van den pensioengerechtigden leeftijd het onderwijs gaat verlaten.” We hebben nu ook wat namen om verder te zoeken. De naam Van Wuijckhuijse komen we ook tegen in het schoolrapport als onderwijzer van Jan Katsman. Als hoofdonderwijzer komen we enkele malen de naam van W.A. van Wijk tegen. Zou er een familierelatie tussen hem en de nieuw benoemde onderwijzer zijn? We richten ons op J. van Wuijckhuijse. 

Deze onderwijzer vervult verschillende bestuursfuncties in Wolphaartsdijk. Zo zit hij in het plaatselijk bestuur van de Anti Revolutionaire Partij (ARP), een partij die later is opgegaan in het CDA. In de jaren dertig van de vorige eeuw was Hendrikus Colijn (1869-1944) hun politiek leider en minister-president, dat toen nog gewoon voorzitter van de ministerraad werd genoemd. In hetzelfde artikel van dagblad De Zeeuw van 16 februari 1931 lezen we dat J. Katsman voorzitter is. De vader van de hierboven genoemde Jantje? In dezelfde krant van 1 december 1933 lezen we ook dat J. van Wuijckhuijse is afgetreden als ouderling van de Gereformeerde Kerk in Wolphaartsdijk. En tot slot vinden we nog een bericht in hun lijfblad van 28 augustus 1935 dat J. van Wuijckhuijse en J.C. van Wuijckhuijse-van Driel op 30 augustus 1935 hun 25-jarig huwelijk vieren. De advertentie is ondertekend door hun kinderen Jo, Catrien en David, Jan, Cor Rie. Het adres in Wolphaartsdijk is A 249.

Zo komt er heel veel informatie naar aanleiding van een rapportboekje. De vakken waarin lesgegeven wordt zijn de hele schoolperiode hetzelfde: lezen, schrijven, rekenen, Nederlandse taal, Vaderlandse geschiedenis, aardrijkskunde, zingen en tekenen. Daarnaast ook cijfers voor gedrag en vlijt en Bijbelse en Kerkgeschiedenis. Vanaf de vijfde klas komt daar ‘kennis der natuur’ bij. Er staat nog een kolom voor ‘nuttige handwerken’, maar dat zal vermoedelijk alleen aan meisjes gegeven worden. Maar hoe waren nu de vorderingen op school van Jantje Katsman? De eerste twee klassen waren het overwegend zessen en een enkel zeventje. Vanaf de derde klas komen de eerste onvoldoendes, een vijf voor tekenen. Verder blijkt dat Jan vanaf klas 4 in de zomermaanden aanmerkelijk lagere cijfers haalt dan in de rest van het jaar, hij is dan tien jaar. Mogelijk dat hij in die maanden op het land moest helpen, hetgeen wel vaker voorkwam onder dorpskinderen. De schoolrapporten werden gegeven over de tijdvakken april/juni, juli/september, oktober/december en januari/maart. Achter iedere periode in sierlijk schrift de naam van zijn vader Janus Katsman.

 

Gepubliceerd 4 december 2018

Link naar Facebook

  

PIET DE KAPPER

De vader van Leon Janssens had een kapperszaak in Hansweert. Speciaal voor de Heemkundige Kring De Bevelanden schreef hij wat herinneringen.

“Hansweert was rond 1850 nog een gehucht van wat huisjes met als belangrijkste huis het Veerhuys. Dat stond oostelijk van de Boomdijk op 40 meter van Van der Straaten op de Werfdijk. De Boomdijk was eigenlijk de Zanddijk die vanaf de Oosterschelde (Yerseke) naar de Westerschelde (Hansweert) liep. Met de komst van het Kanaal door Zuid-Beveland veranderde er veel, het dorp groeide, er kwamen meer mensen wonen en er kwamen veel winkels, met verschillende handel, cafés en ambachtslieden. Het was er druk. Bij de Vlakebrug was een station van de Spoorwegen en vandaar reed er een trammetje naar Hansweert, naar het veer op Walsoorden, voor de verbinding met Zeeuwsch Vlaanderen. Van Walsoorden reed er weer een tram naar Hulst. Ook dat bracht door de passagiers bedrijvigheid met zich mee. Dit veer werd in 1943 verplaatst naar Kruiningen-Perkpolder. Door al die economische bedrijvigheid, vooral op de sluizen en de binnen- en buitenhaven, kwam ook mijn vader Piet Janssens, bekend als Piet de Kapper, naar Hansweert. Hij begon in 1937 in de Kanaalstraat (tegenover café Zeelandia) een dames en heren kapsalon. Een kapsalon dat betekende toen knippen en scheren met op zaterdag alleen scheren. Er werd die dag niet geknipt. De mannen lieten zich een keer in de week scheren en wel bij de barbier zoals dat toen genoemd werd. De meeste mannen hadden werk op de sluizen, sluiswachter, tijman, parlevinker, douane, marechaussée of op de werf aan de Westerschelde. Het was een bekend gegeven dat de werklieden die zaterdagmiddag om 16.00 uur met hun volle loonzakje van de werf of de sluis af kwamen drie bestemmingen konden hebben. Ze gingen naar huis, naar moeder de vrouw, ze gingen naar een van de cafés, of ze gingen naar de kapper om te scheren. Het was bij Piet de Kapper dan ook een sociaal trefpunt want zaten de mannen eerst te kletsen voor ze aan de beurt waren, daarna bleven ze eveneens zitten praten. De wachtstoelen waren beperkt, maar geen probleem.

In de scheerwinkel stond een vaste open trap naar boven en die zat zaterdagmiddag van onder tot boven vol met klanten. De mooiste verhalen werden er verteld. Tot 1943 was de kapsalon in de Kanaalstraat gevestigd en in dat jaar verhuisde Piet de Kapper naar Lange Geer 19. Dat pand werd heropgebouwd nadat het in 1940 door oorlogshandelingen in puin geschoten was. Het was toen de winkel van juffrouw Van den Berge, in speelgoed en galanterieën. Aan de dakgoot, goed zichtbaar vanaf de sluizen, kwam een groot bord waarop KAPPER stond. In 1939 was Janssens getrouwd en zijn vrouw kapte enige jaren dames. Zelf kwam Piet Janssens (17-11-1912) uit Goes en was een neef van Piet Cardon die in de Waterstraat (tussen Beestemarkt en Vlasmarkt) dames- en herenkapsalon Cardon had. Als tienjarige jongen was Piet daar krullenjongen en mocht hij scheerklanten inzepen. Zo leerde hij het kappersvak en werkte er totdat hij in 1937 in Hansweert zelf een kapsalon begon. Hij verkocht daar ook allerlei toiletartikelen zoals Pitralon, aluin, tandpasta, Maja zeep en damesgeurtjes. Naar openingstijden werd niet zo nauw gekeken. Het kon zijn dat er om zeven uur ’s morgens al een klant op de stoep stond, of een schipper ’s avonds om half tien: “Kapper, kan ’t nog even? “ Want ja, schippers kwamen aan de wal, boodschappen doen, telefoontje plegen, naar een café, en moesten ook naar de kapper. Piet heeft er veel in de kappersstoel gehad. Er waren na de oorlog drie herenkappers op Answest (Hansweert) Simons, Van ’t Westende en Janssens. Ze heten alle drie Piet en waren alle drie katholiek. Maar ging je naar Piet de Kapper, dan ging je naar Piet Janssens.”


Foto: de Kanaalstraat in Hansweert in 1937. Links op de hoek de kapsalon van Piet van ‘t Westende, rechts bij het eerste uithangbord de kapsalon van Piet Janssens.

 

Gepubliceerd 7 december 2018

Link naar Facebook

 

HET ’FOUTE’ BOEK

Als Heemkundige Kring De Bevelanden krijgen we nog al eens de vraag of we interesse hebben in wat historisch materiaal. Het antwoord is altijd: “Interesse wel maar we bewaren niets.” Maar vaak wint onze nieuwsgierigheid het toch en nemen we de aangeboden stukken in ontvangst. Later proberen we het dan bij een archiefdienst in bewaring te geven. Zo kregen we van een meneer uit het Drentse Beilen ook zo’n vraag. Hij had nog wat ansichtkaarten van Zeeland en wat boeken. Nieuwsgierig geworden ging onze voorzitter deze spullen ophalen. Bij deze verzameling een boek van een wel zeer groot formaat van ruim 30 cm. breed en 45 cm. hoog. Op dik papier, ruim 100 pagina’s en mooie linnen gebonden omslag. Het was geen geschiedenis van de Bevelanden. Met grote letters stond er ‘MICHIEL DE RUYTER’ en zijn portret sierde de stofomslag. Het zag er zeer wetenschappelijk uit met Romeinse cijfers. Het meest intrigerende was het verschijningsjaar 1942. Midden in de Tweede Wereldoorlog, Nederland is bezet en dan een fors boek over een Nederlandse admiraal, of zoals men wil een zeeheld. Het is geschreven door N. Aartsma en uitgegeven door Holle&Co in Den Haag. Toch maar eens wat informatie gevraagd bij het Gemeentearchief Vlissingen, want in de geboorteplaats van deze admiraal zullen ze vast meer weten. Daar hebben ze inderdaad het boek in het archief en kunnen ze ook wat meer vertellen over de achtergronden. De schrijver is Nicolaas Aartsma (1 april 1909 – 29 januari 1987), geboren in Amsterdam maar geworteld in Friesland. Schrijver van populair wetenschappelijke boeken en medewerker aan nationaal-socialistische tijdschrijften. De uitgever Holle & Co, waar het boek over De Ruyter verscheen, staat bekend als een zogenaamde 'foute' uitgever die zich in de jaren 1930 en 1940 toelegde op nationaal-socialistische propagandistische werken. Naast dit soort uitgevers waren er natuurlijk ook 'gewone' uitgevers in de oorlog. Deze kregen echter wel te maken met een woud van regels waarmee de Duitse bezetter het boekenvak aan banden legde. Het Gemeentearchief Vlissingen geeft verder de volgende informatie: “Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd De Ruyter door de Duitsers en de nationaal-socialisten misbruikt. De Ruyter werd samen met Rembrandt als de grootste helden uit de zeventiende eeuw gezien. Er verscheen opnieuw een aantal boeken over De Ruyter, waarvan 'Michiel de Ruyter. Een heldenleven in plichtsvervulling voor het vaderland' van N. Aartsma het opvallendste was. De schrijver was een medewerker van nationaal-socialistische tijdschriften. Tekenend detail: bij de afbeelding van het beroemde touwslagerwiel vermeldde hij dat dit ten gevolge van oorlogshandelingen in Middelburg verloren was gegaan. Dit was onjuist, maar blijkbaar wilde de auteur hiermee aangeven dat door schuld van het Nederlands verzet kostbaarheden verloren waren gegaan. In talrijke publicaties werd een vergelijking gemaakt tussen de strijd van zowel De Ruyter als Duitsland tegen de Britse 'voogdij en plundering'. Dit gebeurde ook op ene propaganda poster met het motto: '1673-1943 Steeds dezelfde vijand', verwijzend naar de slag bij Kijkduin in 1673. Waaronder dan de oproep komt: 'Strijdt met ons mee!”

Het laat weer eens zien dat manipulatie van de geschiedenis van alle tijden is. Al noemen we dat nu alternatieve feiten.

 

Gepubliceerd 8 december 2018

Link naar facebook

 

 

MIENTJE WORDT WILLIE

Op dinsdag 19 maart 1929 werd in het gezin van Johannes Harinck en Rika Rijkse in Goes een tweeling geboren. Twee meisjes die de namen Wilhelmina en Pieternella kregen, met als roepnamen Mientje en Pietje. Opa Harinck – die zelf uit een gezin met dertien kinderen kwam – vond dat maar niets en wilde wat moderner namen voor zijn kleinkinderen. Na zes weken werden het Willie en Nellie. De bevalling was thuis en huisarts Looyen zag het somber in. Tweelingen werden altijd te vroeg geboren en de overlevingskansen waren gering. Willie vertelt in het Gasthuis in Goes een stukje over haar leven. In maart wordt ze negentig jaar. Haar tweelingzus Nellie is begin dit jaar overleden. Het geheugen laat haar soms wat in de steek, maar via het internet is er veel te achterhalen. Willie en Nellie groeien op in de Korte Vorststraat in Goes, nu een straat met achterkanten van winkels maar toen waren het woonhuizen. Vader Harinck was kleermaker bij Hopmans, een bekende ondernemersfamilie in Goes. Het kledingbedrijf staat bekend als de Gebr. V&A Hopmans, De broers Victor Anthonius en Adrianus Anthonius openden hun eerste kledingwinkel op 5 april 1924 aan de Magdalenastraat 12 te Goes. Op 1 december 1927 nemen de broers de kledingzaak van Van der Reit over in de Lange Kerkstraat. Daar blijven ze tot aan de opheffing van de zaak in 1985. De familie Hopmans was een bekende katholieke familie in Goes. Ze waren betrokken bij de oprichting van verschillende katholieke verenigingen. Ook zaten ze in het kerkbestuur. Hoewel het gezin Harinck niet katholiek was zong vader wel in het kerkkoor van de katholieke kerk. “Er werd veel gezongen en als kinderen luisterden we dan heel stil.”

Willie de Regt-Harinck over haar jeugdjaren: “Vanuit onze bovenwoning in de Korte Vorststraat konden we vader aan het werk zien als kleermaker bij Hopmans in de Lange Kerkstraat. Op de hoek van de Papegaaistraat zat de meubelzaak van Fraanje. Even verderop zat de schoenmakerij van Van de Reepe” (de latere grondlegger van de Bison-kitfabriek). Willie gaat naar school B op de Beestenmarkt in Goes (toen ook wel de klompenschool genoemd). De kleuterschool zit tot in de jaren zeventig van de twintigste eeuw in het pand dat nu bekend staat als Podium ’t Beest. Na zes jaar onderwijs blijft ze thuis. “Meisjes hoefden niet te leren.” Ze kreeg naailes van haar vader. Er moesten mantelpakjes gemaakt worden die Hopmans exporteerde naar Engeland en Schotland. Dat was hard werken tot ’s-avonds laat. Vader was heel precies en ook thuis moest er genaaid worden. “De naaimachine stond onder de bedstee.” Later verhuisden het gezin Harinck naar een bovenwoning in de Nieuwstraat. Willie meent zich te herinneren dat daar ook een atelier was van Hopmans waar maar liefst achttien mensen werkten.

In 1951 trouwt Willie met Izaak Willem de Regt (geb. 22 december 1926 te Kamperland). Het was een ‘moetje’ zoals men dat toen noemde, hun eerste kind was al op komst. Er werd in januari 1952 een dochter geboren en in hetzelfde jaar werd na tien maanden een zoon geboren. De eerste woning van het getrouwde stel was een houten noodwoning aan de Koningin Wilhelminastraat in Kloetinge, ook wel aangeduid als de ‘barakken’. Op de hoek zat bakker Blommaard. Ze wilden er niet lang blijven wonen, er moest op petroleum worden gekookt en gestookt. Elektriciteit en gas was er niet. Maar ja je moet toch wat. Ze hoopten dat ze na ongeveer zes weken een andere woning konden betrekken. Ze zouden er zes jaar blijven wonen.”Het was een toestand met twee baby’s en drie petroleumstellen op het aanrecht, één voor de pap en twee voor de aardappelen en groente.” Hun eerste ‘echte woning’ kregen ze in de Prinses Irenestraat in Kloetinge. Een nieuwe huurwoning van de woningbouwvereniging, wat een luxe!”

Izaak de Regt begint zijn arbeidzaam leven bij Wasserij De Zon in de Wijngaardstraat en de Nederlandse Spoorwegen. Daarna gaat hij naar IJzerhandel VlietJonge aan de Marconistraat te Goes. Dit bedrijf verhuist in 1982 maar Nieuwegein, waar het bedrijf onder die naam nog steeds bestaat, In de vrijgekomen ruimte in de Marconistraat komt Machine- en Constructiebedrijf Hollestelle, dat eerst een werkplaats had in de Zaagmolenstraat te Goes. De naam van dit bedrijf bestaat nog steeds in de vorm van een holding van diverse bedrijven onder de naam Koninklijke Hollestelle B.V. Izaak de Regt kan met VlietJonge meeverhuizen naar Nieuwegein maar hij blijft in Goes, zoals veel van zijn collega’s, en gaat werken als grondwerker bij een aannemingsbedrijf. “Zwaar werk” zegt zijn vrouw Willie nu. 
Op 12 november 2013 overlijdt haar man Izaak de Regt.

Foto 1: trouwfoto van Willie Harinck en Izaak de Regt in 1951 te Goes.
Foto 2: De meubelzaal van Joost Fraanje op de hoek Korte Vorststraat/Papegaaistraat te Goes.
Foto 3: Prinses Irenestraat te Kloetinge in de jaren vijftig in de twintigste eeuw.