Zomer 2017


Boerenleenbank Kruiningen
 

Gepubliceerd 1 juli 2017
Link 1 naar Facebook
Link 2 naar Facebook 
  

Een leuke facebookpagina is Kruiningen – toen en nu. Van deze pagina komen deze foto’s van de Boerenleenbank in Kruiningen. Bestuur en raad van toezicht poseren hier in 1930. v.l.n.r. A.v. Hootegem, M. Kole Jz., D. Lindenbergh, Job Sinke, Jan Blok Dz., J.H.J. Poley (staande), J.F. Geluk, Jacob Koster, Joh. Glerum, P. Karelse, Jan Polderman. Op de andere foto het gebouw en de kassierswoning in 1930. Wij zochten er nog een stukje geschiedenis bij.
 


 

De grondlegger van het coöperatieve landbouwkrediet is de Duitse plattelandsburgemeester Friedrich Wilhelm Raiffeisen. In de jaren zestig van de 19e eeuw stichtte hij een landbouwkredietvereniging die de lokale boeren krediet verschafte uit de lokaal aangetrokken spaargelden. Raiffeisens idee voor de kredietcoöperatie waaide ook over naar Nederland. Na 1895 ontstonden de eerste coöperatieve boerenleenbanken in Nederland.Het idee van samen sterk sloeg aan. Overal op het Nederlandse platteland begonnen boeren en tuinders hun plaatselijke boerenleenbank. Zij werden eigenaar, lid en bestuurder van de bank en daarmee samen verantwoordelijk. De winsten werden niet uitgekeerd aan de leden, maar jaarlijks toegevoegd aan de reserves. Zo legden ze een solide basis voor slechtere tijden. In Nederland ontstonden op deze wijze de Raifeisenbank en de Boerenleenbank. In 1972 fuseerden deze tot wat we nu kennen als de Rabobank.

Op 18 juni publiceerden we iets over het boek ‘Polderpioniers’, geschreven door Marian Rijk. Hierin wordt ook A. van Hootegem van de Boerenleenbank in Kruiningen genoemd. De overgrootvader van Marian Rijk was Jan Rijk (1860) en had een pachtboerderij in Kruiningen. De pacht moest hij betalen aan mevrouw Roos. Zij schrijft daarover: “De eigenaar van de boerderij aan de Capelleweg is mevrouw Roos uit Bergen op Zoom. Zij heeft de taken van de pachter belegd bij de heer Van Hootegem in Kruiningen. Hij is de man naar wie Jan Rijk elk jaar de pachthuur brengt en met wie hij het onderhoud van de boerderij bespreekt. Van Hootegem is voorzitter van de boerenleenbank in Kruiningen, en zelf boer, paardenfokker. Hij weet de pachttermijnen elke keer weer enigszins betaalbaar te houden.”

 

 

Dubbele trouwdag met geleende schoentjes


Gepubliceerd 5 juli 2017
Link naar Facebook
 


Een familieverhaal van de broertjes Mijnsbergen uit Goes. Wilza Mijnsbergen, een dochter van één van die broertjes, over een gedenkwaardige dag. “Mijn vaders broer Henk had in Duitsland een te werk gesteld, had een Oekraïens meisje ontmoet, Maria. En hevig verliefd nam hij haar mee naar Goes. Ook zij wilden graag trouwen, zeker omdat Maria zwanger bleek te zijn. Ook mijn vader en moeder zetten er haast achter, zodat ik nog "echter " zou zijn. Besloten werd om er dan maar een dubbele bruiloft van te maken. De armoe vierde hoogtij en bij gebrek aan van alles en nog wat moest er flink geïmproviseerd worden. Bruidsjaponnen werden gehuurd evenals de trouwpakken voor de bruidegommen. Broers en zussen legden "botje bij botje" om de bruiloft te bekostigen. Dat ene paar handschoenen werd eerlijk verdeeld zodat de bruidegommen ieder een handschoen in de hand hadden. Overhemden, stropdassen en schoenen werden geleend van broers, zwagers en vrienden. Maar het grootste probleem was een paar mooie schoentjes voor Maria. Nergens te vinden........ of toch???? Toen de oudere broers van mijn moeder een keer uit de stad door de Wijngaardstraat richting Hinckelingestraat, huiswaarts togen was daar in de Wijngaardstraat, ter hoogte van het huis van de oude Dr v.d. Werff, een verhuizing aan de gang. Dozen en kisten stonden buiten op de stoep en jawel....boven op één van die dozen stonden een paar prachtige witte schoentjes te lonken. "Kijk ", zullen de broertjes Voois gedacht hebben "wedden dat die precies aan Maria's voeten passen ". Dus werden de schoenen – geleend - voor het goede doel, zodat ook Maria geheel in stijl het huwelijksbootje in kon stappen. Maar.....gestolen goed gedijt niet zoals een paar dagen laten zou blijken want op de bewuste trouwdag van den 14den juni 1945 brak bij het bestijgen van de trappen van het Stadhuis van Goes één hakje van Maria's gestolen muiltjes. Gierend van de lol en hinkelepinkelend werden beide huwelijken na vele obstakels dan toch eindelijk gesloten.
Aan dat van mijn ouders kwam een eind na 47 jaar huwelijk toen mijn lieve Papa op 69 jarige leeftijd overleed. Aan dat van Tante Maria en Oom Henk vele jaren later. Zij waren 67 jaar getrouwd.
14 juni 1945 was een gedenkwaardige dag en elk jaar beleef ik hem steeds weer een beetje opnieuw door de verhalen die mijn moeder me vertelde. Ja..... ik was erbij.”

 

Reizen in 1950


Gepubliceerd 11 juli 2017
Link 1 naar Facebook
Link 2 naar Facebook
Link 3 naar Facebook  

 



Weer een mooie herrinnering van Fré Metselaar over de trein in Goes en de eerste autorit van zijn opa van Goes naar Vlissingen.
"Eind 1950 zouden mijn opa en oma een weekend komen logeren, iets wat maar weinig voorkwam want het was een hele reis van Rotterdam naar Goes. Eerst met de tram naar het station CS, vervolgens met de stoomtrein naar Goes. In Roosendaal werd er overgestapt, wat simpel was want de overstaptrein kwam op de andere kant van het perron aan. We haalden ze natuurlijk altijd af van het station; soms kochten we zelfs een perronkaartje om de trein binnen te zien komen. De signalering langs de spoorbaan verliep mechanisch via staalkabels, waardoor je door het geklik al ruim van te voren wist dat de trein in aankomst was. Dit keer werd ons kindergeduld wel erg op de proef gesteld, ze hadden gebeld op weg te gaan en we mochten van onze ouders maar steeds niet naar het station. Was er iets gebeurd onderweg? Nee, er stopte een auto voor de deur, opa had een auto gekocht! Het was een Ford Prefect, want, zo vertelde onze opa: Henri Ford had ooit gezegd: een Ford laat je nooit in de steek. Dus de keuze was gemakkelijk gemaakt. We vonden het natuurlijk allemaal geweldig, want zoveel auto's reden er nog niet rond.

 


 

Zondag maakten we 's middags een tourtje naar Vlissingen, waar nogal wat aan vooraf ging. We woonden toen op de Opril Westwal in Goes. De Westwal was afgesloten voor autoverkeer, dus de auto moest de Opril weer af. Autorijden had opa nooit geleerd, want begin jaren dertig kon je zonder ooit gereden te hebben je rijbewijs op het gemeentehuis afhalen.
En dat rijbewijs werd verlengd. Eerst probeerde opa bovenaan de Opril te draaien, een actie die na ongeveer een kwartier en een hoop verzamelde takken tussen de bumper werd opgegeven.
Dan maar achteruit.... Mijn vader, die pas in de jaren zestig een rijbewijs kreeg, waarvoor ook hij waarschijnlijk nooit een meter gereden heeft, gaf de aanwijzingen. Uiteindelijk kwam het gezelschap toch beneden in de Nieuwstraat aan, waarop mijn opa en oma, mijn vader en 4 kinderen zich in de auto propten. Mijn moeder bleef met de laatste boreling thuis.... Het was een benauwde reis, maar binnen een uur reden we toch de Boulevard de Ruyter op. Toen na een volgend bezoek beide grootouders weer huiswaarts wilden ging het mis: onze grootmoeder had inmiddels al vastgesteld dat ze zich achterin veiliger voelde en had zich al op haar plaatsje genesteld. We stonden allemaal te zwaaien en voorzichtig liet opa de auto achteruit lopen. Alleen wist hij bij achteruit rijden nooit of het stuur naar links of nar rechts moest bij resp. naar links of naar rechts willen rijden. Zo reed hij eerst de linkertreedplank naar boven, vervolgens de rechter. Oma wilde toen maar een ding: eruit!!! En dat ging niet door die vermaledijde kromgereden treedplanken. Gelukkig was Hollestelle, de smid open. Hollestelle zag het helemaal zitten en sloeg met veel plezier met een enorme voorhamer beide treedplanken weer naar beneden. Oma zou onderaan wel instappen, waarop ik de achteruit rijdende auto vooruit liep. Toen ik ho roepend stilstond deed opa dat niet, waarop ik ongewild met mijn hiel de auto stopte... Auwww!"


 

Leendert Serier


Gepubliceerd 15 juli 2017
Link naar Facebook

 



In TijdSchrift het bulletin van de Heemkundige Kring West-Zeeuws-Vlaanderen, kwamen we het verhaal tegen van Leendert Serier. Een verzetsstrijder uit Oostburg maar geboren in het Noord-Bevelandse Kats. Het gemeentearchief in Sluis zou graag meer informatie ontvangen over Leendert Serier. Deze info kan gestuurd worden naar archief@gemeentesluis.nl
Een stukje Bevelandse geschiedenis nemen we over:
“Leendert Serier werd op 4 augustus 1918 in Kats geboren. Zijn ouders waren Joost en Wilhelmina Serier. Zijn vader was veldarbeider. Moeder is een jaar na zijn geboorte op 23 november 1919 overleden te Kats. Op 20 maart 1921 vertrekt de 3-jarige Leendert met zijn vader naar Colijnsplaat, het geboortedorp van vader. Daar gaan ze wonen in Wijk B nr. 25 (later werd dit Achterweg B25, nu Ringweg 28). Op 21 maart 1938 vervult Leendert zijn militaire dienstplicht bij de veldartillerie bij de geneeskundige dienst. Op 3 september 1938 gaat hij met groot verlof om vervolgens bij de mobilisatie voor de Tweede Wereldoorlog op 29 augustus 1939 weer terug te keren in de rang van korporaal. Na de meidagen tekent hij op 17 juni 1940 voor 6 jaar als vrijwilliger als wachtmeester bij de Koninklijke Marechaussee. Drie weken later werd hij eervol uit de militaire dienst ontslagen omdat dit toen een burgerinstelling werd. Op 24 juli 1940 werd hij op het adres Nieuwstraat 41 te Terneuzen ingeschreven, om van daaruit op 20 augustus 1942 naar Oostburg te vertrekken. Ondertussen had hij zich op 1 februari 1941 verloofd met Jans van Gilst uit Colijnsplaat. In Oostburg woont Leendert aan de Oude  Haven 19 bij aannemer Risseeuw. Hij zou daar blijven wonen tot aan zijn arrestatie in 1943. Via zijn werk kwam hij in contact met Jacob Klaayssen in Goes. Later wordt deze bekend als verzetsstrijder, een straatnaam in Goes herinnert daar nog aan. Leendert zamelt geld in voor onderduikers en overhandigt dat aan Klaayssen. Een Duitse deserteur, Fransz Still, verraadde de groep nadat hij was gearresteerd en doorsloeg. Zowel Klaayssen als Serrier zullen de Tweede Wereldoorlog niet overleven. Leendert Serier komt in verschillende concentratiekampen. Hij overlijdt vermoedelijk in kamp Neuengamme eind 1944 door dysenterie en uitputting.”

 

Een tevreden molenaarsknecht


Gepubliceerd 18 juli 2017
Link 1 naar Facebook
Link 2 naar Facebook 


  


Op de Facebookpagina Rondje Goes kwamen we een stukje Bevelandse geschiedenis tegen op een molen in het Walcherse Biggekerke. Om precies te zijn de korenmolen die bekend staat als Brasser’s korenmolen. Eén van de weinige molens die nog volop in gebruik is. Op hun website lezen we de volgende informatie:” De korenmolen van Biggekerke, beter bekend als Brasser's korenmolen, werd gebouwd in 1712 en is sindsdien onafgebroken in bedrijf gebleven. Adri en Sjaak Brasser vormen inmiddels de zesde en zevende generatie die meelproducten op ambachtelijke wijze maalt.”

 



In deze molen zit een gevelsteen met de volgende tekst:
1896 – 2 mei – 1936
Nicolaas Remijn
Goes 5-IV-1978
Molenaarsknecht bij Adriaan Brasser.
Ik werk reeds veertig jaar als maalknecht bij den molenaar.
Een goede baas was steeds mijn deel.
Geen arbeid was mij ooit teveel.
Deze Nicolaas Remijn is het oudste kind van Cornelis Remijn en Catharina Francisca Fraanje.
Dies Martens geeft nog de volgende informatie over deze tevreden werknemer:
Cornelis Remijn, molenaarsknecht, geboren te 's-Heer Abtskerke op 18 maart 1848, wonende te Borssele, zoon van Nicolaas Remijn (korenmolenaar) en Maatje van Sluijs. Zij vertrekken op 31 dec. 1895 van Borssele naar Zaamslag.
Cornelis is getrouwd te Borssele op 11 mei 1876, op 28-jarige leeftijd met Catharina Francisca Fraanje (22 jaar oud), geboren te Borssele op 2 maart 1854, dochter van Krijn Fraanje en Maria Anna Jacoba Taylor. Uit dit huwelijk:
1. Nicolaas Remijn, geboren te Goes op 5 april 1878.
2. Adriaan Remijn, geboren te Goes op 24 september 1880.
3. Anna Maria Remijn, geboren te Goes op 28 maart 1883.
4. Maatje Remijn, geboren te Hoedekenskerke op 21 maart 1887.
5. Maria Elisabeth Remijn, geboren te Hoedekenskerke op 5 mei 1890.
6. Catharina Remijn, geboren te Borssele op 6 februari 1894.  Foto’s zijn van Mediator Media.


 

Het café van opa
 

Gepubliceerd 20 juli 2017
Link naar Facebook

 


Met trots stuurde Carla Nieuwdorp-Martens deze foto naar de facebookpagina ‘Hansweert van toen’. Ze woont nu in Middelburg maar is geboren in Hansweert. De foto is omstreeks 1954 gemaakt en we zien het vroegere café van haar opa en opoe Martens aan de Kanaalstraat 11 in Hansweert. Opa heeft van 1903 tot 1924 een café met winkel gehad in deze plaats. In het boekje ‘Hansweert en zijn herbergen’ vinden we nog wat informatie. Op 8 april 1905 worden door burgemeester en wethouders van Hansweert aan verschillende inwoners bijzondere vergunningen verleend voor de verkoop van sterken drank. Het was de tijd van vele huistappers, bewoners die hun woonkamer hadden ingericht als café en vaak ook nog wat pensiongasten herbergden. In hetzelfde boekje lezen we dat Jacobus B. Martens aan de Korte Kerkstraat – nu Kanaalstraat 11 – van 1903 tot 1924 een winkel had. Hij combineerde dat met het tappen van drank. Hansweert was destijds een levendige plaats met veel scheepvaart die daar voor de sluizen lagen te wachten op de vaarroute via de Westerschelde door het Kanaal door Zuid-Beveland richting Rotterdam. Op de foto zien we het gezin waarin Carla is opgegroeid met achter het raam opa en opoe Martens. Als passageplaats van al dat scheepsvolk had Hansweert ook veel cafés waar een mooi boekje over verschenen is onder de titel ‘Hansweert en zijn herbergen’. Het Kanaal door Zuid-Beveland werd in 1866 geopend waardoor er in Hansweert en Wemeldinge een geheel nieuwe bedrijfstak ontstond; die van de parlevinkers. Handelaren in kruidenierswaren zorgden voor de bevoorrading van de passerende schepen. Vanuit bootjes, te voet of met de fiets verkochten ze bij de sluizencomplexen hun waren. Met de opening van het Schelde-Rijnkanaal in 1975 en het verleggen van het Kanaal door Zuid-Beveland was het snel gedaan met deze bedrijfstak. Twintig jaar later was de laatste parlevinker verdwenen. Ook het aantal cafés verminderde drastisch door de nieuwe vaarroute.

 

 

Het begon met een camping


Gepubliceerd 30 juli 2017
Link 1 naar Facebook
Link 2 naar Facebook 
Link 3 naar Facebook

 

 

Tot 1960 was recreatie en toerisme traditioneel geconcentreerd aan de kust van Walcheren, Schouwen-Duiveland en Zeeuws-Vlaanderen. Na de Watersnoodramp in 1953 ontstond het Deltaplan. De Zeeuwse eilanden werden met dammen en bruggen met elkaar verbonden. Voor het agrarische Noord-Beveland bood dit nieuwe kansen. In wat toen bekend stond als de “Inlaag bij Flipje” kwam de Camping Anna Friso. Het gezin van de Goese dominee Metselaar zouden de eerste kampeerders worden.



 

Piet Kortekaas (1925-2013), een machinist bij de Provinciale Stoomboot Diensten (PSD) zag op Noord-Beveland voor kamperen en recreatie wel kansen liggen en in ging op zoek naar een stukje grond voor een camping op het eiland. Hij vond dit aan de Oosterschelde, direct gelegen aan een strook strand van ongeveer 1 kilometer. Op 1 april 1965 ging hij met de camping van start. Met zijn nautische achtergrond zocht hij een naam in deze sfeer en noemde zijn camping De Roompot, de naam van een zandbank in de stroomgeul van de Oosterschelde. Volgens werknemer van het eerste uur Piet Hamelink, had hij een heel eigen filosofie over de bedrijfsvoering. “Als we ooit iets willen bereiken in deze voor de recreatie en toerisme vreemde omgeving, dan zullen we beter moeten zijn dan datgene wat in overig Zeeland geboden wordt.”

Hij begon zijn camping op een stuk grond van drie hectare. Alles werd gebouwd en geëxploiteerd in eigen beheer. Spoedig volgden de verschillende uitbreidingen. Tien jaar later in 1975 was zijn camping al bijna tienmaal zo groot. Naast het traditionele kamperen met de tent waren er caravans, waaronder de helft van het terrein bestemd was voor sta-caravans. Van de ANWB kreeg men gelijk de hoogste classificatie met sterren en vlaggen. In 1983 volgde de bouw van het eerste subtropisch zwemparadijs met golfslagbad van Zuidwest Nederland.

Inmiddels was ook schoonzoon Henk van Koeveringe in het bedrijf gestapt. Onder zijn leiding zou het bedrijf verder groeien. Na de voltooiing van de Deltawerken in 1986 werd de oude werkhaven van de stormvloedkering aangekocht en omgevormd tot een jachthaven. De jaren daarna werden verschillende campings in Zeeland opgekocht en begon men met de bouw van luxe vakantievilla’s. Na de eeuwwisseling werden ook vakantieparken elders in Nederland aangekocht en vanaf 2006 ging men de grens over met aankopen in Duitsland.

Wat ooit begon als een camping op Noord-Beveland is nu uitgegroeid tot een miljoenenbedrijf. Sinds 2016 is het een onderdeel van de Franse investeringsmaatschappij PAI en heeft men de ambitie op de vakantiemarkt het grootste bedrijf van Europa te worden.

 

 

Jan Catoen

 

Gepubliceerd 7 augustus 2017
Link 1 naar Facebook
Link 2 naar Facebook
Link 3 naar Facebook 

 
  

Aan het eind van de achttiende eeuw, begin negentiende eeuw was er een toename van de misdaad. Het Nederland van toen bestond nog niet. Het was de tijd van de Bataafse republiek waar de gezagsverhoudingen nog niet zo duidelijk waren. Middeleeuwse straffen als radbraken, geseling en brandmerken konden de misdaad niet terugdringen. Overvallen, zakkenrollerij en diefstal waren vaak het gevolg van de bittere armoede tegen over de rijkdom van de elite uit die tijd. Zo begon ook de misdaadcarrière van Jan Catoen in ’t Heike, een berucht gehucht boven het Brabantse Sprundel. Een carrière die zou eindigen aan de galg op de Middelburgse markt.


In 1929 schreef G. van Oosten  zijn verhaal in ‘De bende of ’t rot van Jan Catoen’. In 1985 schreef Gerard Lepoeter in het Zeeuws Tijdschrift een artikel ‘De Zeeuwse episode uit het leven van Jan Catoen’. En nu dan een historische roman van John Brosens, een auteur met Zeeuwse wortels die meerdere romans en thrillers op zijn naam heeft staan.

Het verhaal begint met een schets van het gezin waarin Jan Catoen opgroeit. Zijn vader, een deugdzame arbeider die de kost in Breda probeert te verdienen met het laden en lossen van schepen. Getrouwd met een weduwvrouw die al kinderen had uit haar vorige huwelijk. Uit deze liefde wordt Jan geboren. Al heel vroeg moet hij zijn vader verliezen door een bedrijfsongeval op de Bredase kade. Bittere armoede is het gevolg. Oom Daan neemt de jonge Jan Catoen mee op zijn roverspad, om op deze wijze wat inkomsten te verkrijgen. Zo leert hij het vak van overvaller op boerderijen. In 1794 komen we deze oom ook tegen als hij wordt gepakt voor heling van de buit voor een overval door de bende van Jan Catoen. Op de pijnbank heeft oom Daan een bekentenis afgelegd waarbij hij de namen van de overvallers heeft genoemd. Hij eindigt zijn leven op de markt in Breda door geseling op het rad, het bekende radbraken. Voor Jan Catoen en zijn bende, waaronder zijn broers, reden om Brabant te verlaten. Ze komen terecht in Zeeland waar ze tussen Kapelle en Wemeldinge op een boot wonen en de omgeving gaan verkennen. Op de markt in Goes worden ze betrapt op zakkenrollerij. Niet wetend wie de wetsdienaren in handen hebben wordt Jan Catoen gevangen gezet in het stadhuis van Goes. Daar weet hij dezelfde nacht nog uit te ontsnappen. Kenmerkend voor hem laat hij een gedichtje achter:

Baljuw en schepenen van Goes!
Hier is het kot
En daar is het gat
Waar jullie gisteren
Jan Catoen in had

Ze ontvluchten Zeeland en beginnen een rooftocht in verschillende provincies. Een aantal jaren later, verschillende bendeleden hebben hun leven dan al geëindigd aan de galg in diverse plaatsen, duikt Jan Catoen samen met Franciscus Mertens onder in Langeweegje 18 te Kwadendamme. Hij gebruikt dan de naam Jan Coenraadt. Een overval op de boerenhoeve van Van Dijke in Kapelle wordt hen noodlottig. Een heler verkoopt de gestolen waar in Middelburg en Zierikzee. Het spoor leidt naar Langeweegje.
 


Op 24 september 1802 worden beiden opgehangen op de markt in Middelburg. Ter afschrikking worden de dode lichamen daarna opgehangen op de Havendijk (nu De Punt) in Middelburg om daar te verteren.
 

Het boek van 477 pagina’s is te koop bij de boekhandel voor € 24,95. Een roman tegen een historische achtergrond in de periode 1767-1802. De tijd van de Franse revolutie en de patriottentijd in Nederland. Een ,mooi gebonden boek met leeslint met een summier register dat niet volledig is en een kaart waarop de overvallen in zuidwest-Nederland zijn ingetekend. Beeldend beschreven met veel pathos en drama, leest als een spannend jongensboek, en daardoor voor een breed lezerspubliek toegankelijk.

 

Een boerderij in Goes


Gepubliceerd 17 augustus 2017
Link naar Facebook


Net buiten de stadswal van Goes staat een klein boerderijtje met de naam Klein Frankrijk. Het is een restant van een groter geheel.

Sinds kort is de boerderij niet meer bewoond. Een lint sluit de toegangsweg af. Nieuwsgierig raadplegen we het kadaster. Daaruit blijkt dat eigenaar Martinus Suurland niet meer in de woning woont maar in een seniorencomplex in Goes. De naaste buren hebben het recht van koop. Er is sprake van achterstallig onderhoud. De vraag is wat of er in de toekomst met dit rijksmonument in Goes gaat gebeuren. De schuur achter de woning is in 2009 door brand verwoest. De woning staat op de lijst van Rijksmonumenten (http://rijksmonumenten.nl/monument/507876/klein-frankrijk/goes/) Dat betekent dat voor verbouwing vergunning nodig is en dat er voor de instandhouding speciale subsidiemogelijkheden zijn. Een karakteristiek groengebiedje in een verstedelijkte omgeving. Het is te hopen dat de boerderij niet aan verpaupering ten onder gaat. Een taak voor de gemeente om hier toezicht op te houden.

In januari 2017 heeft er in de wijkkrant De Torenflits van de Goese Polder nog een interview gestaan met Martinus Suurland over de geschiedenis van deze boerenhoeve:.
“In 1937 waren de ouders van Martinus Suurland op zoek naar een pachtboerderij. Bij toeval kwamen ze in Goes terecht. Daar had boer Zandee de pacht over Klein Frankrijk. Hij was al op leeftijd en had één zoon die de beoogde opvolger was. Het noodlot trof dit gezin. Op woensdagmiddag 12 augustus 1936 brak een hevig onweer los. De 24-jarige zoon werd tijdens het ploegen door de bliksem getroffen en gedood. Hierdoor ontbrak een opvolger voor de pacht. Een mooie kans voor de dan 28-jarige Suurland. Hij zocht contact met de rentmeester. De volgende dag op een vroeg tijdstip moest hij zich melden bij de rentmeester. In alle vroegte vertrok hij op de fiets uit Tholen – de verbindingen waren nog slecht – en kon hij de pachtovereenkomst tekenen. Eind jaren veertig van de vorige eeuw overleed de eigenaar kinderloos. Zijn erfgenamen, veelal neven en nichten, wilden de boerderij verkopen.
Zo werd pachter Suurland eigenaar van Hof Klein Frankrijk. In 1955 overleed hij op 46-jarige leeftijd. Zijn zoon Martinus nam samen met zijn moeder – die in 2006 op 95-jarige leeftijd overleed – de boerderij over.”

“In 1817 mag Henricus Johannis van ’t Hof op zijn hofstede ‘Klein Frankrijk’ een schoorsteen laten bouwen. Uit de kadastrale atlas van 1832 blijkt dat deze rentenier nog steeds eigenaar is van deze boerderij. Maar in juni 1847 is landbouwer en grondeigenaar Jan Karel van Baalen eigenaar. Deze behoorde tot de zeer rijke inwoners van de stad Goes en in 1834 tot de christelijk afgescheidenen. Later bekend als de Gereformeerde Kerk. Hij fungeerde als ouderling/scriba van deze kerk. In 1847 krijgt hij toestemming om een dam met heul aan te leggen tussen de sloot en de oude singelweg en de door hem bewoonde hofstede Klein Frankrijk. Volgens overlevering werd ronds 1850 de toen nieuw gebouwde schuur als kerk gebruikt voor de afgescheidenen. De boerderij staat er nog steeds aan de rand van de Goese Polder in de Westerstraat.”

 

Vakantie


Gepubliceerd 22 augustus 2017
Link 1 naar Facebook
Link 2 naar Facebook
Link 3 naar Facebook

 

De laatste week van de schoolvakantie is in Zeeland ingegaan. Hoe beleefden de mensen 60 jaar geleden vakantie? Domineeszoon Fré Metselaar, afkomstig uit Goes vertelt daarover op zijn facebookpagina.


Eerste vakantie-etappe van onze ouders augustus 1952. En die vakanties gingen voor die tijd ver: Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk. De Grossglocknerpas was wel afzien vertelde pa, 2500 meter soms met hellingen van 12 procent. Dat werd trappen en lopen met zo'n rijwiel met hulpmotor van 0,6 pk...
 

Trier zomer 1954, Kaiserthermen. Het was een week trappen, op m'n 13e. Op de derde dag, een kilometer of 20 na Luik bij Esneux, hoorde ik het bekende geluid van pa's ploffiets. Hij had zich keurig aan de afgesproken route gehouden, waarop we gezamenlijk verder reden. Je zag in die tijd nauwelijks een toerist. Op de gemeentelijke camping van Echternach stonden een of twee tenten.
 

Augustus 1957. Idelet en Bartho op het paard van kruidenier De Bruijn. Langs de Kamperlandse zeedijk. De Bruijn had zijn winkeltje in een dijkhuisje tegen de Jacobadijk.

 

Een triest bericht uit Hoogeveen
 

Gepubliceerd 30 augustus 2017
Link 1 naar Facebook
Link 2 naar Facebook
Link 3 naar Facebook  
Link 4 naar Facebook

  
  


Tijdens een verbouwing in 2015 in de Tulpstraat 26 te Goes vond Rolf Dijkstra een briefkaart tussen het plafond. De briefkaart was op 27 mei 1945 vanuit het Drentse Hoogeveen verzonden aan ‘Den Heer W. Schipper’ woonachtig in de ’s Heer Hendrikskinderenstraat 61.
 


Het was een briefkaart van zijn moeder en alles ademt nog de sfeer van de Tweede Wereldoorlog. Hoogeveen was op 11 april 1945 bevrijd. De briefkaart was dus ruim vijf weken daarna verzonden.
 

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Hoogeveen het centrale punt in het christelijk verzet onder leiding van de plaatselijke dominee Frits Slomp, die bekend zou worden onder zijn verzetsnaam Frits de Zwerver. Uit deze plaats liepen de contacten voor de verspreiding van de illegale bladen Trouw en Vrij Nederland. Hoogeveen was een gebied dat bekend is van de veenafgravingen.
Mede hierdoor ontstonden kanalen waar zich vervolgens weer bedrijven vestigden en waar veel binnenvaartschepen kwamen. Na de Tweede Wereldoorlog werden de meeste kanalen gedempt en ontstonden er grote verkeerswegen.

Uit de briefkaart blijkt dat we te maken hebben met een binnenvaartschipper die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Hoogeveen was gestrand en van daaruit niet verder kon varen. Wat of de reden was weten we niet. Het kan natuurlijk ook door ziekte zijn, gezien het feit dat de eigenaar van het schip is overleden. Zijn weduwe schrijft op 27 mei 1945 een briefkaart naar haar zoon Wim Schipper met de volgende inhoud:

“Lieve Wim en Nel en Anki,
Zoo als je zien liggen wij nog steeds in Hogeveen. ’t Is ontzettend dat wij hier zoo lang moeten liggen hè. Ik verlang zoo naar jullie lieve kinderen om jullie eens te zien en te praten. ’t Is zoo moeilijk voor mij zonder vader. Ik zoek hem zoo lieve Wim. Wees lief voor elkaar hoor want het gemis is ontzettend voor moeder en de kleintjes. Wat zullen wij elkaar veel te vertellen hebben.

Lieve kinderen, want daar is veel gebeurd als wij nu maar gauw weg kunnen hier hè. Want wij moeten weer eerst laden. Wij zijn weer gelost met aardappelen want ze waren allemaal rot. Nu denk ik dat wij eerst weer moeten laden eer wij hier weg mogen. De bruggen zijn maandag klaar wat zou vadertje blij geweest zijn hè, zo kort bij de vreede. ’t Is ontzettend. Verder is hier alles gewoon hoor. ’t Is stil en wij hebben ons werk  weer hè. En dat is fijn anders hield ik het niet vol want ik kan er niet over heen Wim ’t is te zware slag voor mij om er zoo gauw overheen te zijn. Doet de familie Kort (?). toch heel veel lieve groeten. Jullie een dikke kus ook voor de kleine schat. Van jullie liefhebbende moeder, weduwe Schipper, Willem Koole, Hogeveen.”
 

Uit verder onderzoek blijkt dat in de PZC van 3 juni 1954 mevrouw Schipper-Roose op het adres Tulpstraat 26 te Goes een werkster vraagt. Mogelijk dezelfde mevrouw van de briefkaart, of is het haar schoondochter die de kaart ontving?. Enkele maanden later op 5 november 1954 lezen we een bericht in de PZC dat wegens verhuizing huisraad verkocht wordt. Daarna ontbreekt ieder spoor.

Een briefkaart met een trieste inhoud. We vragen ons af of er nog nakomelingen van deze familie zijn te vinden. Wie kan hier iets meer over melden?

 

 

Padvinderij

 

Gepubliceerd 3 september 2017
Link 1 naar Facebook
Link 2 naar Facebook
Link 3 naar Facebook

 
  


De oudste jongerenorganisatie is vermoedelijk de scouting, of zoals ouderen nog wel eens willen zeggen “de padvinderij’. In 1910 in Nederland geïntroduceerd naar voorbeeld van een dergelijke beweging die in Engeland opgericht was door Robert Baden-Powell. Van Ad Fraanje ontvingen we enkele foto’s van het zomerkamp van de padvinderij uit Goes in augustus 1929. Waar dat zomerkamp werd gehouden weten we niet. Mogelijk Kamperland of Vrouwenpolder. Dat jongetje is zijn vader Joost Fraanje, geboren op 3 februari 1916 te Goes. Op de groepsfoto zit hij rechts.
 

Later had hij een meubelhandel en stoffeerderij in de Papegaaistraat in Goes onder de naam Fraanje&Zn. Van 1968 tot 1975 verkocht hij Perzische tapijten.

Chris Wessels publiceert op zijn facebookpagina verschillende foto’s over de scouting. Verschillende generaties Wessels waren lid van de padvinderij/scouting. Hier een foto uit 1959 van de opening van het nieuwe scoutinggebouw van de Jacob Valckegroep en de Hertog van Beierengroep. Dat clubgebouw stond aan de Valckeslotlaan in Goes op de locatie waar nu ongeveer het politiebureau staat.
 

Op de foto zien we een aantal notabelen van de gemeente Goes, zoals burgemeester Michaëlis en zijn echtgenote, de wetghouders Roose en Van Melle en gemeentesecretaris Taillie. En met de hoeden de hopmannen van beide scoutinggroepen.

Een rijke geschiedenis van een jeugdcultuur die nog steeds bestaat. Is naar die geschiedenis op de Bevelanden al eens onderzoek gedaan?

 

 

Ouderenzorg in de vorige eeuw


Gepubliceerd 14 september 2017
Link naar Facebook

 


Enkele Jaren geleden verscheen de vierdelige boekenserie “Geschiedenis van Zeeland”. Vier forse naslagwerken van voor onze jaartelling tot het heden. Ook passages over de Bevelandse geschiedenis zijn er in opgenomen, zoals over de ouderenzorg aan het begin van de twintigste eeuw. We citeren:
“Bejaarden woonden traditioneel in bij kinderen of dorpsgenoten, al dan niet met een kleine ondersteuning van een diaconie, of waren oncomfortabel en zonder privacy gehuisvest in een armhuis. In de eerste decennia na 1900 werden, mede onder invloed van de Woningwet, de armhuizen vervangen door bejaardentehuizen waar ieder een eigen kamer had. Vooral in wat grotere gemeenten als Yerseke en Wolphaartsdijk gebeurde dit al snel. Gemeenten die maar iets kleiner waren dan Wolphaartsdijk, zoals Wemeldinge en Colijnsplaat volgenden heel wat later, in 1925 en 1936. Te Wemeldinge was de plaatselijke werkliedenvereniging tegen een tehuis, dat met zijn regeltjes de vrijheid van de ouderen zou beknotten. Ook sommige bejaarden hadden niet veel op met ‘zo’n wachtzaal van de dood’.”

In 1924 kon dankzij een legaat door de hervormde diaconie zo’n bejaardentehuis in Wissenkerke gebouwd worden. Onder de naam Vredestein zou het vele tientallen jaren blijven bestaan. De dagelijkse leiding berustte bij een inwonende ‘vader en moeder’. Er was plaats voor veertien verpleegden. Vredestein verving destijds een veel eenvoudiger armhuis uit 1843. Inmiddels is ook Vredestein gesloopt en staat nu Amaliahof op deze locatie, eveneens een voorziening voor ouderen.

In 2003 is Zorgcentrum Cleijenborch in Colijnsplaat geopend als onderdeel van de Stichting Ouderenzorg Noord-Beveland, die ontstaan is na een fusie van de verschillende bejaardenhuizen, waaronder Vredestein. De naam Cleijenborch heeft een historische achtergrond. Zo rond het jaar 1000 waren er natuurlijke verhogingen, als een soort vluchtheuvel bij overstromingen, ook wel stelle genoemd. Eén van deze stellen was Cleijenborch. Hierop vonden de Gentse schaapskudden en de herders van de Sint-Baafsabdij – waar Zeeland toen een onderdeel van was – tijdens vloed een toevlucht.

Op de foto: voormalig bejaardenhuis Vredestein te Wissenkerke.
Foto en citaat uit deel IV, pag. 131 van Geschiedenis van Zeeland.