Voorjaar 2018-2

FIETSTOCHT IN ZUID-BEVELAND

Gepubliceerd 19 mei 2018


 

In de verzameling ansichtkaarten van Cornelia Johanna Dhont (1895-1988) komen we nog een kaart tegen met een reisverslag van haar familieleden. De kaart is geadresseerd aan de familie Papegaaij te Amsterdam. De afzender is D+K, dat moeten Dina en Ko Dhont zijn. De geboortenaam van Dina is Papegaaij, zodat het vermoedelijk een kaart naar haar ouders is. Het is een bekende kaart van het Nissepaadje in Goes., uitgegeven door G. Verheule. Aan het poststempel te zien is de kaart verzonden op 20 september 1920. Ko en Dina zijn een paar dagen in Goes, vermoedelijk bij de vader van Ko, de hoedenmaker Jan Carel Dhont (1855-1943). Ze verkennen de omgeving per fiets en schrijven: “Het is nu maandagavond, wij zijn goed aangekomen en hebben vandaag ons eerste fietstochtje gemaakt met ons drieën over de zeedijk naar Hansweert. Nu gaan wij straks nog naar het muziek op de markt. 

 

DOMINEE OP STAP

Gepubliceerd 21 mei 2018
 

 

Weer een mooie herrinnering van Fré Metselaar, domineeszoon in de jaren vijftig van de vorige eeuw in Goes. Wat mijmeringen over zijn vader die preekte in verschillende dorpen in de Zak van Zuid-Beveland.

“Weer even wat jeugdsentiment. Mijn vader (NH predikant in het stadje Goes) deed regelmatig een schnabbel in de Zak van Zuid-Beveland, deed dan een oude preek, paste die aan aan de mate van godsdienstbeleving van de toe te spreken gemeente. Was de tijd daar dan bond hij zijn koffertje waarin toga en baret met een riem op de bagagedrager van zijn Gazelle-rijwiel en daar verdween hij richting 's Heer Hendrikskinderendijk en verder. Soms vroeg hij me mee te gaan en soms deed ik dat.
Ter plaatse aangekomen stapte hij waardig de inmiddels blauw van de Virginia sigarettenrook geworden consistoriekamer binnen. Iedereen kreeg een hand, ook ik ging het rijtje af. En bleef daar aanwezig tot mijn vader vond dat de tijd aangebroken was dat ik een plaatsje in de kerk opzocht. Een van de in het zwart geklede ouderlingen of diakenen vroeg op wat voor plaats ik wilde zitten. Bovenin natuurlijk...

In veel van de dorpen zaten de mannen op en soort balkon en de vrouwen gescheiden onderin in het midden. Op een gegeven moment was het dan zover dat de kerkdienst begon, er kwam een trein aan zwart gepakten binnen, allemaal achter elkaar. In het midden bevond zich in toga mijn vader, het hoofd intellectueel naar rechts geheld, preek onder de arm, en baret op. Onderaan de trap van de kansel ging die af, een van de ouderlingen schudde hem de hand en wenste hem een goede stoelgang toe.... 
Vanaf dat moment schakelde ik mijn tijdsbesef uit en onderging alles als onze katten die op ons wachten omdat het tegen etenstijd liep. Freek de Jonge beleefde dat allemaal veel positiever en schreef daar onderstaand prachtige gedicht(je) over: 


Vaders stem

Zondagmiddag negentienvijftig
Met mijn vader naar de kerk
Voor mij is het een wekelijks uitje
Voor hem is het zijn dagelijks werk
‘t Kerkje staat in Brandeburen

Heidenskip noemen de Friezen het
De garagehouder komt ons halen met zijn zwarte Chevrolet
De kosteres zet mij op mijn plaatsje
In de ouderlingenbak
Ze geeft mij twee pepermuntjes
Wat zeg je dan, ik mompel dank
Als alle mensen zijn gezeten
Verschijnt de ouderlingenrij
Vader loopt daarin als tweede
Klimt op de kansel knikt naar mij
Jongetje op zondagmiddag
Dat niets begrijpt maar alles hoort
Verliefd op de stem van zijn vader
Die rustig voorleest uit Gods woord
In de verte loeien koeien
Een eendenjager lost een schot
Maar niets verstoort de stem van vader
Die voorleest uit het woord van God

Terug in de konsistoriekamer
Staan de thee en koekjes klaar
Vader bevrijdt zich uit zijn toga
En jaagt de brand in een sigaar
Maar ik heb eventjes geen aandacht
Voor de daden van mijn held
Ik mag de collectezakken legen
Helpen bij ‘t tellen van het geld

We rijden door de Friese weiden
Benzine ruik ik gier en hooi
De chauffeur vraagt hoe ik de preek vond
Vader glimlacht, ik zeg mooi
Het is maar tien minuten rijden
Thuis wacht moeder nog meer thee
Ik mag de togakoffer dragen
En een volgende keer weer mee
Jongetje op zondagmiddag
In de ban van vaders stem
Dat niets begrijpt maar heel goed luistert
Of hij zacht klinkt of met klem
Jongetje op zondagmiddag
Dat niets begrijpt van de heilige geest
Maar hoort dat die stem op zijn mooist klinkt
Als vader uit de Bijbel leest

Het waren soms merkwaardige belevenissen, die kerkdiensten in de Zak. Zo'n dienst gaat altijd volgens een liturgie, waarin van alles staat voorgeschreven: dan dit, vervolgens dat. Zoals het zingen van psalmen en gezangen. Die worden dan weer begeleid door soms juweeltjes van orgels. Ik herinner me ook een dorp waar men een orgel te werelds vond en waar een voorzanger de rol van het orgel overgenomen had. Een van de liederen ging van: "Hod (we zijn in Zeeland waar men de G niet kan zeggen) des levens ach wanneer...", vervolgens een lange pauze.... "Zal ik naadren voor U (de w erachter werd niet uitgesproken) ogen,", weer en lange pauze, ik werd er nerveus van, zou de man zijn tekst niet meer weten? "In U huis U naam verhogen". Lange pauze, vervolgens vers 2. Na een goed uur, met koffie toe anderhalf uur fietsten we weer naar huis. Een keer kwamen we Brunoge tegen, een door iedereen gevreesde politieagent die toekeek op het hooghouden van de zeden in de Poel. Volgens mij een regelrechte legale gluurder. Heel anders dan de diender die Toon Hermans ooit beschreef:

Hun fietsen lagen in het gras
En de ijzeren stangen omhelsden elkaar
Tien meter verder lag het jonge paar
Een smeris kwam en keek ernaar
Maar hij liet ze
Hij dacht, dat zijn zeker die twee van die fietsen.”

 

HUGODIJK 

Gepubliceerd 22 mei 2018
 

 

 

 

was deze: “Onlangs was ik aan het fietsen door de "Zak van Beveland". In Kwadendamme werd ik verrast door de straatnaam Hugodijk. Kunt u mij wat meer vertellen over deze straat/⁠dijk; zoals bijvoorbeeld de herkomst van de naam en hoe oud deze dijk is?”

Van Frank de Klerk van het Gemeentearchief Goes ontvingen we deze reactie: “Niet zo'n moeilijke vraag. In de middeleeuwen liep er een brede stroom De Zwake van oost naar west door Zuid-⁠Beveland. Ten zuiden hiervan lag het eiland Baarland-⁠Oudelande, ten noorden de Breede Watering Bewesten Yerseke etc. De Zwake werd zowel vanuit het noorden als vanuit het zuiden bij stukjes en beetjes ingepolderd. Dit proces ging niet altijd voorspoedig, gezien de naam Kwadendamme, een naam voor een afdamming van een stukje Zwake tussen de Ziguitpolder en de Slabbekoornpolder. Delen van de Zwake liggen nog steeds als kreekrestanten in het landschap. Het was vermoedelijk particulier initiatief, dat in de periode 1439-⁠1449 leidde tot het winnen van twee nieuwe poldertjes in de buurt van Kwadendamme: toen kwamen de Jan Vierloospolder en de aangrenzende Hugo Veermanspolder (ook wel: Kleine Kaneelpolder genoemd) tot stand. Ook namen als Hughe Veermanspolderken (1451) en Hugenpolderkin (1454) zijn bekend. Later wordt de naam Hugenpolder gebruikelijk. Wie deze financier van de polder is geweest blijft onbekend, zoals we ook Jan Vierloos niet kunnen plaatsen. Waren het rijke Vlamingen die hun geld in Zeeuwse inpolderingen investeerden? Op het kaartje (ca. 1850, verz. Lenshoek, kaart Paardekooper van de gemeente Hoedekenskerke) is de oude situatie van de poldertjes duidelijk te zien, zeker als je die naast de satellietfoto op google-⁠maps zet. De Hugodijk is de oostelijke dijk van de Hugenpolder. De contouren zijn ook tegenwoordig nog duidelijk te zien vanuit de lucht, en ook de Jan Vierloospolder ten noorden van de Nieuw Vreelandsedijk is duidelijk te zien. Merkwaardig is nog dat de grens met de gemeente Baarland dwars door de Vlieguitpolder loopt, waarmee de Hugenpolder en de Jan Vierloospolder ook tot deze gemeente hoorden. Verder lezen: Dekker, Zuid-⁠Beveland, blz. 241, 246, en P.A. Hendrikx, Cartularium van de heren van Veere uit het geslacht van Borsele, 1282-⁠1481, 1555. Hilversum 2007, blz. 267.”

 

AMBACHTSVROUWE VAN KLOETINGE BEGRAVEN

Gepubliceerd 25 mei 2018
 

De Ambachtsvrouwe van Kloetinge is begraven. En dat gebeurt volgens een eeuwenoude traditie. Carel Bruring doet er verslag van met foto's.  

”Vandaag werd de op 12 mei op 86-jarige leeftijd overleden Jeanne Jacqueline van Dijk van 't Velde-Radermacher Schorer van Kloetinge, de Ambachtsvrouwe van Kloetinge, begraven. De ambachtsvrouwe werd volgens oude traditie naar haar laatste rustplaats begeleid door het Kloetingse Sint Sebastiaans- of Handbooggilde. Dit gilde is waarschijnlijk al in de 15e eeuw (de eerste vermelding dateert uit 1611) door de ambachtsheer als (verplichte) burgerwacht in het leven geroepen. Sinds zijn oprichting bestaat het gilde uit 24 leden (plus een bode). Nieuwe gildebroeders worden benoemd door de ambachtsheer (of ambachtsvrouwe), die tevens beschermheer is. Lid kun je pas worden als er een vacature ontstaat door het overlijden (of het zeldzame vertrek) van een van de gildebroeders. Door de hoofdman en dekenen wordt dan een schriftelijke voordracht gedaan van drie personen, waaruit de ambachtsheer voor het leven een nieuwe gildebroeder benoemt. Hoewel het nergens staat geschreven is dat sinds mensenheugenis een Kloetingse man van hervormde huize.

 De gildebroeders, bij het afscheid volgens voorschrift gekleed in tot ver over de knieën reikende lange zwartlakense rouwmantels, zwarte schoenen, zwarte handschoenen en bijpassende zwarte gleufhoeden begeleidden de overleden ambachtsvrouwe naar haar laatste rustplaats. Eén onderdeel van de traditie wordt sinds het begin van deze eeuw niet langer nageleefd: over de lijkkist behoort, totdat deze op het graf is geplaatst, eigenlijk een pelle te worden gedrapeerd. In de zomer van 2001 zijn de toen laatste aanwezige twee pellen van het gilde overgedragen aan Historisch museum de bevelanden. Over het gilde valt (veel) meer wetenswaardigs te vertellen. Dat hebben Gerard Lepoeter, Marloes Matthijssen, Co Coppoolse en Piet Leupen in 2011 gedaan in het door De Koperen Tuin uitgegeven boek 'Allemaal Zorro's op het dorp!' Het boek is nog leverbaar, zowel bij De Koperen Tuin in Goes als bij uw eigen boekhandel (ISBN 9789076815312).

 

EEN TREINREIS NAAR DE GROTE STAD

Gepubliceerd 27 mei 2018
 

In 1936 wordt deze kaart van een mooie lommerrijke Westsingel uit Goes verzonden naar de heer H. Dhont te Amsterdam. De ondertekening is van Pa en Cor. Dat moeten hoedenmaker Jan Carel Dhont (1855-1943) en zijn dochter Cornelia Johanna Dhont (1895-1988) zijn. Beiden hebben hun hele leven in Goes gewoond. Jan Carel had een hoedenfabriek/winkel in de Lange Kerkstraat en Cornelia woonde aan het Rimmelandplein. De kaart is gezonden naar Herman Dhont (1888-1936), die de provincie Zeeland heeft verlaten en in Amsterdam woont waar hij verpleger is geworden in het Binnengasthuis in Amsterdam en later in Meer en Bosch in Heemstede. Die laatste instelling bestaat nog steeds en is sinds 1882 een instelling voor epilepsiepatiënten, of zoals men vroeger zei ‘vallende ziekte’. Op de kaart staat het relaas van een treinreis van de dan 81-jarige Pa en zijn dan 41-jarige dochter Cor beschreven. Blijkbaar zijn ze de in Amsterdam woonachtige 48-jarige Herman wezen bezoeken.Wat bedoelen ze met drukte? Was dat in Amsterdam of Den Haag? Of was het een afscheidsbezoek? Enkele maanden later op 9 oktober 1936 overlijdt Herman. Was hij al ziek? We weten het niet. Een citaat van de tekst van de kaart: “Hebben in Den Haag overgestapt en verder tot Goes blijven zitten. We vonden alles nog zoo het was. Heb je van de drukte geweten Herman of heb je er lekker door geslapen? Wij hopen van het laatste. Het was een heele verwelkoming aan ’t spoor hier, een haag van menschen staan er altijd als er een goedkoope trein aankomt, al nieuwsgierigheid van den mensch wie er meekomt.” 
De trein was nog een bezienswaardigheid. Mogelijk dat een aankomende trein in Goes altijd veel publieke belangstelling trok.

 

EEN TREINREIS NAAR DE GROTE STAD

Gepubliceerd 29 mei 2018
 

  

De Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid 1898 vond plaats in Den Haag in 1898. Het bijschrift van deze foto was: Vrouwen werkzaam in de Zeeuwse oesterteelt. Als nieuwjaarskaart werd deze foto in 1991 nog een keer afgedrukt door het IIAV (Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging). Volgens het onderschrift is het een studiofoto van Elzinga, die blijkbaar een studio had in Goes en Domburg. Wie weet iets meer over deze fotograaf? Zijn het vrouwen uit Yerseke?

De tentoonstelling werd op 9 juli 1898 - het jaar waarin Koningin Wilhelmina ingehuldigd werd - geopend en was een groot succes met 90.000 bezoekers. Van de belangrijkste gebeurtenissen op de tentoonstelling werd verslag gedaan in het blad Vrouwenarbeid, waarvan de uitgave werd verzorgd door de rubriekcommissie Letteren en Wetenschap; het blad stond onder redactie van Johanna W.A. Naber.

Er werden ook voorwerpen geëxposeerd (tot machines toe, bijvoorbeeld uit textielfabrieken, waar veel vrouwen werkzaam waren) en men verzamelde gegevens betreffende werk verricht door vrouwen. Hieraan werd veel aandacht besteed; de verslagen die hiervan het resultaat waren, lagen op de tentoonstelling ter inzage. Er werden producten getoond die door vrouwen gemaakt waren en er was aandacht voor de arbeidsomstandigheden waaronder vrouwen moesten werken. De organisatrices wilden de arbeid van vrouwen bevorderen. Bovendien wilden zij lonen en arbeidsvoorwaarden verbeteren.

De tentoonstelling werd gehouden in een speciaal daarvoor opgetrokken gebouw aan de Scheveningseweg in Den Haag, dat ter beschikking was gesteld door de welgestelde bouwondernemer Adriaan Goekoop. Tijdens de anderhalf jaar durende periode van voorbereiding werd het tentoonstellingsgebouw gebouwd. Het bestuur had hiervoor de architect J.J. van Nieukerken (1854-1913) aangetrokken; een vrouwelijke architect bleek niet te vinden. Deze architect was geboren in Middelburg. Zijn doelgroep bestond uit rijke aristocraten, industriëlen en hoogwaardigheidsbekleders, aanvankelijk vaak afkomstig uit Zeeland. Hij ontwierp voor hen herenhuizen en buitenplaatsen en restaureerde en verbouwde oude huizen. Door hem werd o.a. in 1866 het Badhotel in Domburg ontworpen. Maar ook diverse landhuizen op Walcheren zijn van zijn hand.

 

EEN UITSTAPJE NAAR WALCHEREN

Gepubliceerd 3 juni 2018
 

Dit is het laatste artikeltje op Facebook over de ansichtkaarten van Cornelia Johanna Dhont (1895-1988). Als datering staat er 14 oktober 1924, en de kaart is geschreven in Vlissingen. De kaart is geadresseerd aan haar broer J.C (Ko). Dhont (1893-1961) in Halfweg. De aanhef is L.K. (vermoedelijke lieve kinderen) en zal dan ook mogelijk van de vader van Ko Dhont zijn, de in Goes woonachtige hoedenmaker Jan Carel Dhont (1855-1943). Hij is inmiddels al weer acht jaar weduwnaar, zijn vrouw Cornelia van de Putte (geb. 1856) is in 1916 overleden. Beiden waren afkomstig van Walcheren, hij geboren in Middelburg en zij in Koudekerke. De ansichtkaart toont een fragment van de Grote Kerk in Goes. Vader schrijft over zijn reis naar Walcheren met een bezoek aan familieleden, een oom W en Roon en Maria. Wie deze personen waren weten we niet. Mogelijk familie van zijn overleden vrouw want deze namen komen niet voor in de genealogie van de familie Dhont. Hij schrijft: “Ik ben gistermorgen om 8½ met de autobus naar M. (Middelburg) en vandaag naar Vl. (Vlissingen). Roon was nog niet naar zee en heeft nu net bericht gehad dat hij vrijdag weg moet. Vanmiddag ben ik met Oom en Tante wezen wandelen, morgen ga ik naar Oom W. voor een dagje en dan morgenavond weer naar huis, tenminste naar G. (Goes?) naar mijn eigen huisje zal nog wel een weekje duren. Gisteren (maandagavond) ben ik met Roon en Maria naar W. geweest en ze waren heel aardig. Oom vond het zoo aardig dat jij een brief ter eere van Ko gestuurd had. Ko is door z’n examen voor 3e stuurman . Hij is erg lang geworden maar kan wel door een lampeglas van vettigheid.” Blijkbaar was Ko lang maar broodmager. Hij besluit de kaart met “Tante gaat visch bakken en dan gaan we eten.” Onderaan nog een krabbel: “Heb je deze kaart al?”

 

HARKE DE ROOS

Gepubliceerd 12 juni 2018
 

 

 

Fré Metselaar deelde een herinnering uit de jaren vijftig. Een jeugdherinnering van een domineeszoon aan een andere domineeszoon. Fré Metselaar woonde in Goes. Die andere domineeszoon Harke de Roos (geb. 24 december 1942), woonde in ‘s-Heer Hendrikskinderen. Hij zou uitgroeien tot een bekende dirigent in Duitsland waar hij tevens onderzoek heeft gedaan naar Mozart en Beethoven. Fré metselaar schrijft over hem:

“Hoe kwam je in de jaren 50 als domineeskind de zondag in Zeeland door.... Veel Goesenaren loerden de dag des Heeren achter de hor om gebeurtenissen te ontdekken die volgens hun god afkeurenswaardig waren. Een bepaalde periode ontvluchtte ik het stadje met medeweten en goedkeuring van mijn ouders die dag naar de Hervormde pastorie te ‘s-Heer Hendrikskinderen, een dorp waar die dag 3 druk bezochte kerkdiensten werden gehouden. De dominee aldaar was Siebe de Roos. De naam van zijn lieve echtgenote (ze was echt heel lief en sprankelend) ben ik vergeten. De pastorietuin was schitterend en een speelterrein om van te dromen. Alleen die apenboom, zoals wij hem noemden al! Op het uiteinde van de takken zaten uitstulpsels die je kon berijden als waren het paarden. Maar wel op een paar meter hoogte... Mijn vriend van toen was hun zoon Harke en we beleefden wat af. O ja, ik vergeet dat we van mevr. De Roos tot 14 uur in huis moesten blijven. Als de kerkklok uitgeluid was mochten we voluit de tuin in. De farizeeërs zaten dan in de kerk. Op zijn kamer had hij verzamelingen vogelschedeltjes, elke week had hij weer wat nieuws gevonden, dood of levend. Het gezin was anders en daardoor in het dorp ongetwijfeld niet door iedereen geliefd. De geheimzinnige boeken die ik er met rode oortjes las, de muziek die ik er hoorde... Ik denk er nog steeds met weemoed aan terug. Ooit kwam ik er, ooit ging ik er. Het laatste was jammer.”

Meer informatie over Harke de Roos op deze website: http://www.harkederoos.com/seiten/biografie.html

 

EINDE VAN EEN STATIONSKOFFIEHUIS

Gepubliceerd 13 juni 2018
 

 

Begin deze maand kwam er een einde aan het voormalige Stationskoffiehuis bij het station Kruiningen-Yerseke. Het gebouw werd gesloopt en daarmee kwam er een einde aan een stukje historie dat teruggaat tot 1880. In dat jaar werd, kort na de aanleg van de spoorlijn door Zeeland, een herberg geopend. Volgens de PZC heeft dit café later ook de namen 't Haspel en De Dwarsligger gehad. Al sinds de eeuwwisseling deed het geen dienst meer als café. De laatste jaren werd het gebouw gebruikt als uitzendbureau voor overwegend personeel van de nabijgelegen fritesfabriek van Lamb Weston/Meijer, die ook de eigenaar was van dit voormalige café. 

Op de facebookpagina Goes Dronk vinden we nog de volgende informatie. Rond 1880 openen Marinus Leendert Kerpestein en zijn vrouw Adriana Kostense het stationskoffiehuis aan de Stationsweg 20 in Kruiningen. Als hij in 1887 overlijdt zet zijn weduwe Adriana Kostense de zaak voort tot 1894.

Per 1 september 1894 neemt Nicolaas Molhoek het stationskoffiehuis over van Kostense. Hij blijft in de zaak tot 1910. In dat jaar neemt Boudewijn Wondergem het stationskoffiehuis over van Molhoek en hij zit tot ongeveer 1955 in de zaak. Rond 1955 komen Bram Burgel en echtgenote Geertruida Wolse in het stationskoffiehuis. In augustus 2001 vieren zij hun 60-jarig huwelijk waardoor er een bericht in de PZC verschijnt. Burgel was boerenknecht in het Noord-Bevelandse Kats.In het artikel zegt hij: "Vroeger kon ik niet koken, nu weet ik er alles van." In juni 1977 verkopen ze de zaak aan Ineke en Jan Krombeen. Zij veranderen de naam in 't Haspel.  

 

BAARSDORP

Gepubliceerd 21 juni 2018
 

In de nieuwsbrief van de Stichting Behoud de Zak van Zuid-Beveland stond een artikeltje over het voormalige dorp Baarsdorp. Dit dorp vormde samen met Sinoutskerke de gemeente Sinoutskerke en Baarsdorp. In 1816 ging dit op in ‘s-Heer Abtskerke. Baarsdorp, dat vroeger een heerlijkheid was, heeft een rijke geschiedenis waar op internet veel over is te vinden. In de nieuwsbrief lezen we het volgende:
“De term heerlijkheid heeft weinig te maken met het begrip heerlijk zoals wij dat tegenwoordig gebruiken. Een heerlijkheid was in de Middeleeuwen een afgebakend stuk grond met opstallen en landerijen waaruit een ‘heer’ (of een vrouwe) een inkomen kon halen. De heerlijkheid was aan de heer toegewezen (beleend) door een hoger gezag, een graaf of een hertog, die op zijn beurt weer rekening moest houden met een koning of een keizer. Al in de dertiende eeuw duiken in de kronieken mensen op die de naam Van Barsdorp dragen. Zij waren nauw verwant met de adelijke familie Van Borssele, van wie wordt aangenomen dat die de eerste eigenaar is geweest van het mottekasteel, dat nu nog als vliedberg in het landschap zichtbaar is. Het heeft de traditionele vorm, zoals ook nog goed te zien in de berg van Troye in Borssele. Twee verhogingen in het landschap: een hoofdburg en een voorburg. In de dertiende eeuw moet het niet meer zijn geweest dan palisaden en aarde, maar in de loop van de geschiedenis is er een heus stenen slot op gebouwd. Dat weten we omdat het in de zeventiende eeuw is afgebroken. Rond een mottekasteel ontstond altijd een meer gestructureerde economie, een dorp dus. De ar- beiders bouwden hun huizen bij elkaar op de beste delen van de grond, in dit geval op de kleine kreekrug die voor de stichters van het slot de aanleiding moet zijn geweest om deze plek te kiezen. Het stichten van een heerlijkheid voor de inwoners was, naast de handhaving van de orde, altijd de verantwoordelijkheid van de heer, dus moest er een kerk komen. Aan het begin van de veertiende eeuw stond die er al en tot de reformatie werden regelmatig geestelijken benoemd om de Baarsdorpse schapen te hoeden. Al rap na de reformatie raakte Baarsdorp in de versukkeling. In de kerk werden geen diensten meer gehouden en ook de molen verdween.”

 

EEN REIS NAAR GOES IN 1773

Gepubliceerd 30 juni 2018
 

Fré Metselaar deelde dit reisverslag van een Amsterdamse boekverkoper naar Goes in 1773.
Deze boekverkoper was Jan Christiaan Sepp (1739-1811). Hij was de oudste zoon van de graveur en tekenaar Christiaan Sepp (ca. 1710 – 2 augustus 1775). Eigenlijk was hij meer uitgever van wetenschappelijke boeken. 
Blz 57 en 58 Reise- en Zak-Atlas door Jan Christaan Sepp, Boekverkoper te Amsterdam, 1773 (zie foto van titelpagina).

“(Om naar Goes te varen) ......dient men te rug te keeren naar Middelburg, en zig aldaar aan de Dampoort in het Veerschip te zetten, dat doorgaans 4 à 5 uuren overvaart aan het Eiland Zuidbeveland naar de stad Goes. Om aldaar te komen, vaart men de Haven van Middelburg uit, langs 't Kasteel van Rammekens heenen over 't Sloe, tot aan het Eilanfdje Wolfaartsdyk aan de linker, en Zuidbeveland ter rechterhand leggende, en men komt voor de Haven van Goes en voorts aan de Stad. Zy vertoond zich aan de Reisenden als een fraaije dog niet groote Stad, heeft zes Poorten, waarvan ééne de Waterpoort is, zijnde aan 't einde van de Haven, versterkt met twee royaale Forten. Het merk- en bezienswaardigste, hier ter plaatse is het Stadhuis, drie marktpleinen, van welke de Koornmarkt de voornaamste, en wegens de veelheid van Granen, opmerkenswaardig is; de drie fraaie Schuttershoven, en de schoone Groote Kerk, in den jaare 1618 afgebrand, en in 1621 wederom geheel, met groote Kosten der Inwooners, namelyk 23000 Vlaams, of 138000 Gulden, uit der Gemeenten Beurs veel grooter en herlyker opgebouwd, diergelyke noch van Grootte, noch van Doorluchtigheid in geheel Zeeland niet gevonden word. Het orgel in dezelve, voor weinig jaaren gemaakt, en zeer zwaar verguld, mag door heel Nederland geroemd worden. De Marktdag, die hier gewoonlyk alle Dingsdagen word gehouden, is zeer merkwaardig, want dit Eiland Zuidbeveland het grootste en vruchtbaarste van alle Zeuwse Eilanden zynde, is daar door deMarkt deer Stad altyd opgestapeldmet allerhande Koopmanschappen, welke gewoonlyk met alle het geene hier ook uit de Eilanden Noordbeveland en Wolfaartsdyk ter Markt komt, binnen twee uuren tyds verkocht word, om naar andere Zeeuwse Steden, Holland en Braband ingescheept te worden. Dit is alzoo het bezienswaardigste van Goes. De Kermis word hier jaarlyks gehouden op den eersten Dinsdag na St. Batholomeus.
De voornaamte logementen zyn: De Doelens. De Zoutkeet. De Gouden Leeuw. enz.
Van hier naar Tholen willende reisen, moet men zig te Goes weder in het Veerschip begeven, en varen daar mede door het Goesche Diep tot in de Oosterschelde, als men wilde naar bergen op Zoom vaaren; dog tot 1 1/2 uur deeze vermaarde Stad genaderd zynde, wend men ter linkerhand af, en komt uit de Schelde in een groot half uur, Ebbe en Vloed noch de Wind niet tegen is, aan de Stad Tholen, naar welke het Eiland ook den Naam heeft. Men kan gewoonlijk binnen één Ty dit is binnen 6 uuren, Weêr en Wind dienende, van Goes naar Tholen overschepen.”