Najaar 2018-2

Gepubliceerd 13 december 2018

Link naar Facebook
 

MEMORABELE HERINNERINGEN
Speciaal voor deze pagina van de Heemkundige Kring De Bevelanden schreef kapperzoon Leon Janssens wat herinneringen aan zijn vader.
“In Hansweert voltrok zich het leven zoals overal, met altijd wel een eigen sfeer op de sluizen, en ze kregen ook te maken met de Tweede Wereldoorlog. Toen de Duitsers kwamen moesten ze van het dorp af, even alles in de steek laten. Bij terugkomst was de kapsalon leeggehaald en lagen de gestolen tubes tandpasta platgetrapt op de sluisdeuren. In 1944 viel er in de achtertuinen van de Lange Geer en de Hoofdstraat een vliegtuigbom die alle ramen uit het huis blies en voor veel schade zorgde. De familie Janssens, met twee kinderen en een nicht die bij hen werkte, overleefden die bom ternauwernood in het keldertje onder de trap. Na de bevrijding van Hansweert op 29 oktober 1944 keerden ze terug van evacuatie naar Heinkenszand. Bij binnenkomst zat er in de keuken op de uitgedoofde kachel een Engels sprekende militair die zei: “How do you do? Do you want some chocolate?” Hun dochtertje werd die dag, 30 oktober één jaar, reden om wat extra spullen te geven waaronder een lap parachutestof. Dat werd later een jurkje.

Tijdens de oorlog kwamen er ook Duitse militairen in de kapsalon. Op een zaterdagmiddag, de bank met wachtenden zat bomvol, stapte een Duitse officier naar binnen en bleef staan voor de vitrine met koopwaar. Toen Piet de Kapper klaar was met zijn klant stond de eerst aan de beurt zijnde op van de wachtbank. Maar dat ging niet door. De Duitser drong voor, liet zich in de stoel ploffen en commandeerde: “Schneiden und rasieren”, (knippen en scheren). Er viel een doodse stilte in de kapperszaak, maar Piet knoopte hem stevig de kapmantel om. In een ijltempo millimeterde hij het haar van de Duitser, snokte de kapmantel af en drapeerde een scheerdoek rond zijn nek. Inzepen, zeg maar insmeren, en met het lange scheermes werd de baard er letterlijk afgeschraapt. Zes minuten had heel de behandeling geduurd en in die tijd kon je een speld horen vallen. Spanning ten top. Het hoofd van de Duitser was rood, van ergernis of van de weinig zachtzinnige knip- en scheerbeurt. Hij stond op, mepte zijn pet op en smeet het verschuldigde bedrag zo hard op het marmeren blad van de wastafel dat de munten in de wasbak terecht kwamen. Met een knal trok hij de deur achter zich dicht. Bij de wachtende klanten brak de spanning. “Zo Piet, die heb je even goed op zijn nummer gezet. Die komt voorlopig niet terug”, zei olieman Peet en hij kreeg van iedereen bijval. Piet de Kapper, zweetdruppels op zijn hoofd, lachte bescheiden en begon aan zijn volgende klant, wel zachtjes deze keer.

Piet Janssens had een goede sociale instelling en dat kwam in zijn beroep van kapper ook terug. Donderdagmiddag was hij vrij maar dan ging hij zieke klanten, die niet konden komen, thuis knippen. Dat gebeurde ook op zondagmorgen. Vele jaren ging hij donderdag- en zondagmorgen naar Hansweert-Oost naar bejaardenhuis Maria-Oord waar hij knipte en schoor.
Hij had wekelijks contact met een kapper uit Kruiningen, wiens kapsalon met De Ramp’53 onder water stond. Hij kwam naar Hansweert en hielp bij Piet in de kapperszaak, er waren toch twee stoelen, en de dagopbrengst werd eerlijk verdeeld. Zeker wanneer het zijn eigen klanten uit Kruiningen betrof. Een ander staaltje van collegialiteit was bij ziekte van Piet van ’t Westende, die even niet kon werken. Er hing daar een briefje op winkeldeur dat de klanten onder meer bij Piet de Kapper terecht konden. En ze kwamen. Maar al het geld dat hij ontving van die klanten ging apart in een sigarenblikje en werd eind van de week bij Piet van ’t Westende afgegeven. Over collegialiteit en saamhorigheid gesproken. Eenmaal maakte hij het mee dat een klant in de kappersstoel overleed. De man kwam om te knippen en blies tijdens de knipbeurt zijn laatste adem uit. De kapper was in shock.

Het moet gezegd dat met de verminderde activiteiten op het Kanaal door Zuid-Beveland en de opening van het nieuwe Schelde-Rijn Kanaal, de zaken op Hansweert hard terugliepen. Piet de Kapper kreeg vanaf november 1977 AOW en was per 1 januari 1978 alleen nog ’s morgens open. Oudejaarsdag 1978 is hij aan de gevolgen van een hartinfarct te Goes overleden.”

Familiefoto genomen in de zomer (juli) van 1953 voor de kapsalon in Lange Geer 19 te Hansweert. v.l.nr. achterste rij: Maatje Janssens-Coppens, Peter Janssens, Piet Janssens (Piet de Kapper); voorste rij: Leon Janssens en Jeanette Janssens.

 

Gepubliceerd 15 december 2018

Link 1 Facebook

Link 2 Facebook

  

BRAND IN DE GROTE KERK GOES
Op 11 september 1608 ging een groot deel van de Grote Kerk in Goes in vlammen op. Organist en dirigent Kees van Eersel schreef op de facebookpagina Kiekje Bevelanden daarover dit artikeltje en maakte deze foto’s:
“Vandaag 409 jaar geleden (11 sept.1608) ging een groot gedeelte een de Grote kerk van Goes in vlammen op. Tot op de dag van vandaag zijn de sporen zichtbaar in het dak van de noordelijke koorbeuk.
Door de tijdelijke rustperiode in de 80-jarioge oorlog (het zgn.Twaalfjarig bestand) kon men de herbouw en restauratie met kracht aanpakken. Een Antwerpse bouwmeester creeerde een - hoe bijzonder voor die tijd- gotisch schip, even hoog en breed als het nog bestaande koor. Van een oude prent weten we dat het afgebrandde oude schip lager was, en m.i. ook breder dan het huidige: De aansluitingen op de westelijke transeptmuren zijn duidelijk te zien, de fundamenten die daarop aansluiten teruggevonden. Helaas zijn deze na de kerkrestauratie van 2000 niet opgemetseld voor een betere zichtbaarheid, maar aangekleed door domme plantjes.

Aanvankelijk waren vier traveeën gepland voor het nieuwe schip, maar daarmee waren de verhoudingen niet mooi, tekort. Met veel inspanningen (o.a. meer accijns op bier, wijn enz) kon de stad een vijfde travee financieren. Om deze reden ben ik van mening dat het nooit in de mogelijkheden en bedoelingen heeft gelegen het schip de aanzienlijke grotere breedte te geven die nu als reden wordt aangenomen. Als dat was gebeurd zouden alle verhoudingen met transepten en koor zoek zijn geweest, en de kosten van de bouw niet te dragen voor de stad.”

 

Gepubliceerd 16 december 2018

GEMEENTEHUIS KRABBENDIJKE
Tot 1970 was Krabbendijke een zelfstandige gemeente. Daarna werd het bij de gemeentelijke herindeling van Zuid-Beveland ingedeeld bij de nieuw gevormde gemeente Reimerswaal, genoemd naar de verdronken stad in dat gebied. Het was gedurende de late middeleeuwen na Middelburg en Zierikzee de derde stad van Zeeland. Door stormvloeden in de zestiende eeuw verdween deze stad in de golven. In 1970 keerde de naam Reimerswaal weer terug als naam voor de nieuw te vormen gemeente in oostelijk Zuid-Beveland.

Het oorspronkelijk in 1888 gebouwde gemeentehuis aan de Dorpsstraat 85 in Krabbendijke verloor toen deze functie. Jan Westrate (73) kocht in 1988 het voormalige gemeentehuis. Volgens hem werd het daarvoor nog gebruikt door de biljartmannen, breivrouwen en jongeren. Dat hield op toen dorpshuis De Meiboom klaar was. Weststrate weet ook alles over de grote verbouwing van 1949, waarbij het hele pand met een verdieping is opgetrokken. Uit dat jaar dateert ook het enorme glas-in-loodraam in de trappenhal, de blikvanger van het gebouw. Geschonken door de middenstand van Krabbendijke. “Een prachtig tafereel, dat de bedrijvigheid in en om het dorp uitbeeldt. Heel wat bruidspaartjes hebben op deze trappen geposeerd.” Het voormalige gemeentehuis staat nu te koop. Het originele meubilair heeft Weststrate al die tijd laten staan. ,,Dat is voor de koper.” Hij hoopt dat diegene, net als hijzelf, respectvol omgaat met het oude karakter. Aan één voorwaarde heeft de nieuwe eigenaar zich sowieso te houden. ,,Voor onderhoud moet de toren altijd bereikbaar zijn.” De klok, die om het half uur en tijdens begrafenissen luidt, is nog eigendom van de gemeente. Want hoezeer de tijd heeft stilgestaan, de klok zal tot in lengte der dagen doortikken aan de Dorpsstraat.
https://www.pzc.nl/…/de-tijd-heeft-stilgestaan-maar-de-klo…/

 

Gepubliceerd 21 december 2018
Link 1 Facebook

Link 2 Facebook

Link 3 Facebook

Link 4 Facebook

     

VAKANTIE IN 1952 (1)
In 1952 is de Goese dominee Metselaar twaalfeneenhalf jaar getrouwd. Met zijn vrouw gaat hij op ‘huwelijksreis’. Dat zal na hun huwelijk in het oorlogsjaar 1940 niet mogelijk zijn geweest. Mevrouw Metselaar houdt een reisdagboek bij. Hun zoon Fré plaatste het enkele weken geleden op facebook. Een stukje Bevelandse geschiedenis uit een tijd dat reizen binnen Europa, met grenzen en paspoortcontroles een hele onderneming was. Hier deel 1.

“Mijn moeders verslag van mijn ouders koperen huwelijksreis. Een tocht op de bromfiets (met een ‘vermogen’ van 0,7 pk elk!) van het Zeeuwse Goes naar de Belgische en Luxemburgse Ardennen en via Trier verder Duitsland in. Het verslag van het Duitse gedeelte volgt wellicht later. Van zaterdag 26 juli - maandag 18 augustus 1952:
Na allerlei voorbereidingen, zoals paspoorten, deviezenboekjes, NL-bordjes voor op het achterspatbord van de bromfiets, 'n totale kampeeruitrusting, waarbij niet te vergeten twee verrukkelijke luchtbedden, togen we om 7.30 uur op Cyclestar en een gehuurde nieuwe Berini op weg. Vanuit woonplaats Goes. Richting België en hoopten 'n heel eind te komen, nl tot Dinant.
Maar o wee, bij Krabbendijke begon de "mis"torie, de Berini kreeg het warm en staakte. Pauze.
Bij de grens en voor Antwerpen, ong. 11.30 uur kreeg de Berini weer kuren. Een reparateur werd gezocht, één, nee wel zeven. een paar vonden wat, wat later niets bleek te zijn, een had het te druk z'n zaak te kuischen, een ander was juist vertrokken als soldaat. In Mechelen, na lang gezwoeg op 'n niets doende motor, eindelijk de zevende, probeerde na twee uur geduldig gezocht te hebben het bromgeval en vond een kortsluiting in de motor. Hoera het leed was geleden, de wanhoop voorbij. We werden niet meer uitgelachen. Na een heerlijk maal in het "Volkshuis" (heel goed), gingen we vrolijk verder om een plekje te vinden om onze tent op te slaan en nachtrust te genieten. Om over 7 gingen we uit Mechelen. We vonden een heerlijk plaatsje langs 't kanaal bij een kleine boerderij, waar juist een Hollands kleinochtertje logeerde. We haalden daar melk en eieren + water in onze waterzak, hadden een uitstekende nacht en haalden adem op de maat van 't boomgeruis.

Zondag, 27 juli sliepen we uit tot 9 uur, ontbeten uitvoerig, dronken daarna heerlijke koffie (alles met gebruik van primus) en vertrokken ongeveer 1 uur in een stortbui richting Leuven. Langs een geweldig steil, heel smal op het trottoir gelegen fietspad met aan de ene kant een muur en aan de andere kant lantaarnpalen, stortten we ons Leuven in. De regen hield op en heeft ons de hele tocht nog maar eenmaal een kleine visite gebracht. De weg Namen in was iets minder steil, maar helde over een veel grotere afstand naar beneden.In Profondeville nuttigden we ons avondmaaal langs de Meuse. Geweldig druk was het daar overal, van zondagsrust geen sprake, integendeel. Over Isoir reden we nu naar Houx, waar we onze tent op 'n prachtige plek halfweg een hoge heuvel opsloegen. We haalden water uit een "source" tegenover de ruïne van Poilvache.

Maandag, 28 juli. Om 9 uur op pad naar Dinant, eerst brug bekeken, daarna Citadel beklommen (scheve vloer, behalve een beetje geschiedenis). Na ansichten gekocht en verstuurd te hebben, bromden we naar de grot van Han. Het was daarop en daarin machtig mooi en nergens mee te vergelijken (behalve de afzetterij). Van daaruit ging het op Rochefort aan. In Jenelle overnachtten we op een kampeerplaats, die bij en boerderijtje hoorde, nadat we tevergeefs getracht hadden een steilte te beklimmen. Berini was in staking.

Dinsdag, 29 juli. Over een onverharde weg bereikten we langs een grote omweg (niet Hotton, maar Durbuy langs de Ourthe) La Roche, waar we heerlijke patat + karbonade en sla nuttigden. We volgden de bijzonder mooie Ourthe, totdat we geweldig moesten stijgen bij Berismenil, vanwaar we een schitterend uitzicht hadden (zoals trouwens heel vaak onderweg), naar Houffalize, waar we inkopen deden. Bij Bastogne, dat heel erg geleden heeft bij het Ardennenoffensief, zetten we de tent op naast een pijnbomenbos, waar Duitsers en later Canadezen zich ingegraven hadden en waar het vol lag met lege blikjes. Ondanks 't mooie uitzicht was de gedachte hieraan erg luguber.
Vrijdag, 1 augustus. Fiets- wandeltocht naar de Wolfsschlucht, Teuffelsschluft, Paulsplatte, Bilchenslay, naar Berdorf, Predigtstuhl. Onvergetelijk mooi. s'Middags reden we bij Echternach over de brug, waarbij aan weerszijde douaneposten waren. Men wees ons de weg naar Trier. We passeerden met tegenzin de grens, want nu kwamen we in het land, welks bewoners ons kort geleden niet bepaald menselijk behandeld hadden. Wij konden ons niet onvriendelijker gestemd voelen. Maar..... met wat een oprecht gemeende hartelijkheid zijn wij ontvangen. Ten eerste in Trier werden we hoffelijk behandeld en vervolgens op onze kampeerplaats Ferin, voorstadje van Trier.Men hielp ons de bromfietsen duwen, was vol belangstelling en hulpvaardigheid. s'Avonds busten (met stroomafnemer) we naar Trier en zagen in 't donker de machtige Porta Nigra. Woensdag, 30 juli passeerden we de Luxemburgse grens (zonder contrôle) en fietsten over Ettelbrück en Diekirch naar Echternach, waar we voor 2 nachten onze tent op de "Camping-Parc" opsloegen.”

 

Gepubliceerd 23 december 2018

Link 1 Facebook

Link 2 Facebook

Link 3 Facebook

EEN BEVLOGEN SCHOOLMEESTER
Hebben we ze nog, die bevlogen schoolmeesters waar tientallen jaren later kinderen – dan als senioren – nog herinneringen aan hebben? De schoolmeester die de wereld wilde verbeteren en het onderwijs daarvoor als een roeping zag. De schoolmeester die prachtige verhalen kon vertellen waar je ademloos naar luisterde. Hendrik Lodewijk van der Kaa (1895-1969) was zo’n schoolmeester. Op 13 april 1895 te Dordrecht geboren en op 27 april 1969 te Goes overleden. Enige tijd geleden werden we als Heemkundige Kring door zijn neef – Erik van der Hoeven (1944) – uit Drenthe benaderd. Hij had van zijn oom Henk een grote hoeveelheid ansichtkaarten van stads- en dorpsgezichten en boeken over geschiedenis. Of wij daar interesse in hebben. Onze voorzitter Piet Hamelink ging hem opzoeken en kwam met een volle kofferbak terug. Zijn neef Erik typeert Henk van der Kaa als een ‘leraar oude stijl’. Van eenvoudige afkomst met een goed verstand en in zijn jonge jaren dus voorbestemd voor de Kweekschool, de opleiding voor onderwijzers. In 1938 komt hij naar Goes waar hij leraar wordt aan de Burgemeester van Dusseldorp ULO. In het afscheidsinterview in de PZC van 30 september 1960 lezen we dat hij naast zijn hoofdakte ook de akte Frans had. In 1947 zou hij op ruim vijftigjarige leeftijd nog de akte Engels halen. In hetzelfde krantenartikel lezen we dat hij voor zijn komst naar Goes ook les had gegeven (vaak op tijdelijke contracten) in Dordrecht, Papendrecht, Sliedrecht en Den Haag. Henk van der Kaa is een principieel voorstander van openbaar onderwijs. Het was nog de tijd van de verzuiling waarbij het openbaar onderwijs zich profileerde met slogans als ‘Onverdeeld naar de openbare school’, om te benadrukken dat dit het onderwijs was voor ieder kind. In het PZC-artikel lezen we dat hij bij wijze van spreken is groot gebracht met het openbaar onderwijs en dit altijd trouw is gebleven. Henk van der Kaa was getrouwd met Pieternella van der Hoeven (1895-1973). Na de Tweede Wereldoorlog verlaat Henk van der Kaa het ULO-onderwijs en wordt hij onderwijzer aan de lagere openbare Prinses Margrietschool te Kloetinge. Het echtpaar Van der Kaa/Van der Hoeven had geen kinderen. Vanaf hun aankomst in 1938 zouden zij tot aan hun overlijden blijven wonen op het adres Tulpstraat 36 te Goes. Neef Erik schrijft over Henk van der Kaa: “Ik herinner mijn oom als een echte klassieke onderwijzer, als verteller en als verzamelaar van briefkaarten uit heel Nederland en de wereld voor zo ver dat toen haalbaar was.” Dat hij een verhalenverteller was vinden we ook terug in de PZC, waar de journalist schrijft: “De heer Van der Kaa, die bij het kantoor van de Provinciale Zeeuwse Courant te Goes regelmatig foto’s kwam halen om het gesprokene in de klas te illustreren.” Neef Eric: “Mijn oom kon prachtig vertellen, zelfs over plaatsen waar hij misschien niet eens geweest was maar aan de hand van de briefkaarten deed hij dat waarschijnlijk. Hij was een meeslepend verteller.” Dat hij een geliefde onderwijzer was blijkt uit de vele ansichtkaarten die hij nog jarenlang van oud-leerlingen ontving. Maar daarover een volgende keer.
Foto 1: Uit het afscheidsinterview in de PZC van 30 september 1960.
Foto 2: Ansichtkaart De Burgemeester van Dusseldorp ULO in 1940
Foto 3: Tulpstraat in Goes in 1959 tijdens verkeersexamen.

 

Gepubliceerd 25 december 2018

Link Facebook

HET WONDERMEISJE
Vandaag kerstmis, een triest verhaal uit het eind van de negentiende eeuw dat leest als een kerstverhaal.
Als Heemkundige Kring werden we door Wilza Mijnsbergen benaderd om een foto te bekijken. Eigenlijk is het een ansichtkaart die door de jaren heel wat slijtage liet zien. Een meisje met vreemde misvormde handen. Het moet een ver familielid van haar zijn, een nichtje of een achternichtje van haar opa van moederzijde Jan Bastiaan Voois. Het meisje zou ook de achternaam ‘Voois’ hebben. Ze vertelde dat het meisje de bijnaam ‘Wondermeisje’ had en op de kermis tentoongesteld werd. Als we de foto later op de computer uitvergroten lezen we nog heel vaag ‘ Wondermeisje geboren te Goes’. We gaan op onderzoek uit en schakelen het vaste netwerk van speurders in. Al snel komt er meer nieuws. Van Frank de Klerk van het Gemeentearchief Goes horen we dat het wondermeisje al zo’n 100 jaar de gemoederen in Goes bezighoudt. Er was geen naam bekend maar nu weten we dan een mogelijke achternaam. Er zijn meer ansichtkaarten van het meisje in omloop van verschillende leeftijden waarin ze staat afgebeeld in de leeftijd van 10 tot 15 jaar. Opmerkelijk is dat de kaarten tweetalig zijn uitgegeven, met een Nederlandse en een Franse tekst. De uitgever van de kaarten was G. Hermans te Antwerpen. Steeds met het onderschrift ‘Goesche Wondermeisje’. Peter Frijhoff vindt een aantal meisjes Voois die geboren zijn tussen 1888 en 1901. De meesten zijn gehuwd en een aantal anderen zijn heel jong overleden. Ook het register van de ‘verpleegden in het Gasthuis te Goes van 1875-1900’ biedt geen resultaat. Wel vinden we krantenartikelen uit de negentiende eeuw van andere ‘wondermeisjes’ die op de kermis tentoongesteld werden. In 2000 krijgt het Goesche Wondermeisje nog een keer aandacht. Het kunstenaarscollectief ‘Trechter 5’ besteedt aandacht aan het Wondermeisje. In de PZC van 26 april 2000 lezen we: ‘Voorbijgangers lijken het als een extra kermisattractie te beschouwen. Naast de rooms-katholieke kerk in Goes staat een hoge wagen met een wervende aankondiging: “Doolhof. Het Goesche wondermeisje, oud 12 jaar en half. Om de haverklap wordt het steile trapje naar de ingang bestegen. Binnen klinkt soms gelach, soms gegil, maar meestal blijft het muisstil.” Op de website StichtLicht vinden we over dit kunstproject nog de volgende toelichting: “Op de kermis van Goes stond een donker doolhof waarin zich het Goesche wondermeisje bevond, een ansichtkaart uit circa 1910 in een verlicht kijkkastje.
Het wondermooie gezicht van het meisje trekt eerst de aandacht, daarna valt de blik op de wonderlijk misvormde handen. Als takken. Het doolhof stond er onbeheerd, wat zo nu en dan achterlating van attributen en intieme handelingen van het publiek opleverde.”

Het wondermeisje spreekt nog steeds tot de verbeelding. In de PZC van 17 augustus 2000 komen we nog een interview tegen van Hans Lindenbergh, een verwoed verzamelaar van ansichtkaarten, en bekend van de vroegere rubriek ‘Raadkaart’ in de PZC. We citeren: “Hij trekt een kaart uit een plastic beschermhoesje. “Dit wordt een speciaal item. Hier gaat het om uitbuiting van kinderen”. Hij toont een kind met ernstig misvormde handjes. “Het Goesche wondermeisje”, staat er onder. “Twaalf jaren oud”. Dat kind werd op de kermis tentoongesteld. Kijk, hier heb je ze nog een keer, nu vijftien jaar oud. Ze zijn dus zeker drie jaar bezig geweest om dat kind uit te buiten. Tegenwoordig vangen ze zo iemand op en wordt die misschien geopereerd”. Behalve een mogelijke achternaam weten we nog steeds niet zoveel van het Goesche Wondermeisje. De ansichtkaarten zijn nog steeds een collectorsitem en worden op internet te koop aangeboden tot uit Tsjechië toe waarvoor een foto voor € 18,00 werd aangeboden.

Foto: Het Goesche Wondermeisje, oud 10 jaar.

 

Er komt nog een vervolg:
Het is niet gebruikelijk dat we hier reacties plaatsen van onze lezers op de gepubliceerde artikeltjes. Deze keer een uitzondering. Tot op heden was er geen naam bekend van het ‘Wondermeisje uit Goes’. Door een foto van Wilza Mijnsbergen kwamen we aan de achternaam ‘Voois’. Dat zette journalist Jacqueline Baijens weer aan het werk. Zij is geboren in Goes maar woont al jaren in Gent (B) en publiceert op haar facebookpagina onder de naam ‘Jacqueline Pieterse’.  Zij komt nu met een voornaam. Het wondermeisje zou mogelijk Dina Voois kunnen zijn, geboren op 21 november 1893 te Goes. Hier haar verhaal van het onderzoek:

“Ik heb wat opzoekingen gedaan. Dina Voois wordt geboren op 21/11/1893 in Goes. Ze is de dochter van Pieternella Voois en een onbekende vader. In de geboorte akte lijkt het alsof de 65-jarige Jan Voois de vader is van de baby, maar in werkelijkheid is hij de grootvader. Dochter / moeder Pieternella Voois is geboren op 23/5/1870 in Goes als kind van Jan Voois en Dina Reijnhout. Baby Dina Voois is dus 'gewoon' vernoemd naar haar grootmoeder Dina Reijnhout, zoals toen nog gebruikelijk was. Op 3/9/1903 trouwt de dan 33-jarige Pieternella Voois op het stadhuis van Goes met een weduwnaar, de 40-jarige Joannis Verraas. Op dat moment is haar dochter Dina Voois bijna 10 jaar. Waarom denk ik dat deze Dina Voois het wondermeisje is? Omdat haar stiefvader Joannes Verraas van beroep … kermisreiziger is. De puzzelstukjes vallen mooi in elkaar. De eerste foto van het wondermeisje duikt op kort nadat haar moeder is getrouwd met een kermisreiziger. Enfin, het lijkt me een mogelijkheid.

Onderstaande foto is de geboorteakte van Dina Voois. Moeder is Pierternella Voois. In ‘Zeeuwen Gezocht’ staat Jan Voois als de vader genoemd maar zoals uit bovenstaand al wordt vermeld is hij de grootvader en heeft hij slechts de geboorte aangegeven.

Hieronder de huwelijksakte van Pieternella Voois en Joannes Verraas:

 

Haar moeder, Pieternella Voois, woont en werkt in 1916 (tijdens de eerste wereldoorlog) enkele maanden als huishoudster in Rotterdam. Daarna vertrekt ze naar Amsterdam, waar haar dochter Dina en kleindochter Pieternella Maria wonen. Haar wettig domicilie is op dat moment vermoedelijk in Brussel. De afbeelding is van de persoonskaart van de moeder van Dina Voois in het archief van Rotterdam.


Nog wat extra informatie over Joannes Verraas, de stiefvader van Dina Voois, mogelijk het wondermeisje. Joannes trouwt op zijn 21-ste (op 24/1/1884) met Petronella van den Wijngaerdt, een dan 49-jarige winkelierster uit Bergen op Zoom. Het huwelijk blijft kinderloos en na 4 jaar huwelijk maakt Petronella haar testament ten voordele van haar echtgenoot - hij erft alles. Maar anderhalve maand later, op 20/8/1888, stapt ze opnieuw naar de notaris om haar echtgenoot volledig te onterven. Haar enige erfgenaam is nu haar broer Christianus van Wijngaerde, van beroep graveur, wonende te Antwerpen. De vraag is of Joannes dit weet; ik vermoed van niet. Want na het veranderen van het testament passeren er twaalf jaar terwijl hij winkelier is in Bergen op Zoom in de winkel van zijn vrouw. En dan krijgt hij een relatie met Johanna Cornelia Francisca Gillissen. Ik zal haar voor het gemak 'Johanna' noemen. Johanna is op haar 17e getrouwd met de dan 18-jarige Ignatius Stelwagen, een handelaar uit Breda. Als handelaars (ik vermoed marktkooplui) reizen ze samen naar markten in Zeeuwse en Brabantse steden. Een kindje wordt geboren in Middelburg, eentje in Zierikzee, een dochtertje sterft in Goes, maar hun standplaats is Bergen op Zoom bij de ouders van Johanna. Ignatius overlijdt op 24/2/1897 en Johanna blijft achter met 4 kinderen. Enkele jaren later krijgt ze een relatie met Joannes Verraas die dan nog is getrouwd. Begin 1901 raakt Johanna zwanger en vervolgens ontploft de boel ten huize van Joannes Verraas en zijn echtgenote Petronella van den Wijngaerdt. Mogelijk krijgt Joannes pas op dat moment te horen dat hij al heel lang volledig is onterfd en dat hij dus jarenlang voor niets heeft gewerkt in de winkel van zijn echtgenote. Hoe dan ook, Joannes slaat de boel kort en klein en belandt daarvoor 2 weken in de gevangenis. Intussen wordt ook de echtscheiding uitgesproken en trouwt Joannes met de zwangere Johanna. Ze verhuizen naar Steenbergen waar in het najaar een dochtertje wordt geboren, wat na 4 dagen sterft. Daarna verhuizen ze naar Goes waar ze proberen te overleven als kermisreiziger. Na twee jaar huwelijk sterft Johanna in Bergen op Zoom bij haar ouders. Ik weet niet waar haar 4 kinderen al die tijd gewoond hebben, maar alleszins zijn ze op dat moment wees. En 3 maanden na het overlijden van Johanna, trouwt Joannes Verraas dus in Goes met Pieternella Voois, die een 10-jarige dochter Dina heeft - mogelijk het wondermeisje.”

 

Gepubliceerd 27 december 2018

Link 1 Facebook

Link 2 Facebook

LEVEN IN NEDERIGHEID

We schreven al eerder over Hendrik Lodewijk van der Kaa (1895-1969), een bevlogen onderwijzer uit Goes en Kloetinge in de eerste helft van de twintigste eeuw. In 1938 kwamen Henk van der Kaa en zijn vrouw Elisabeth van der Kaa-van der Hoeven (1895-1973) in Goes wonen in de Tulpstraat 44, later verhuisden ze naar nummer 36. Henk van der Kaa – toen al de veertig gepasseerd – had een aanstelling gekregen als leraar aan de Burgemeester van Dusseldorp ULO in die plaats. Na de Tweede Wereldoorlog zou hij tot aan zijn pensioen in 1960 onderwijzer zijn op de Prinses Margriet lagere school in Kloetinge. Hij en zijn vrouw waren afkomstig uit Dordrecht. In die plaats woonde nog de schoonmoeder van Henk, Elisabeth van der Hoeven-Groeneweg (1872-1963). Haar man was al op jonge leeftijd in de jaren twintig overleden. In een tijd met weinig telefoonverkeer en zonder internet onderhield men het contact door het schrijven van brieven en kaarten. In die Goese jaren gingen dan ook veel ansichtkaarten richting Dordrecht. In een sierlijke handschrift zien we het adres: Mej. Wed. Van der Hoeven-Groeneweg, Wilhelminastichting 10, Dordrecht. Nieuwsgierig zoeken we even dit adres op. Het blijkt nog steeds te bestaan. Het is een hofje dat nu aangemerkt is als rijksmonument. In de omschrijving op de website van rijksmonumenten vinden we de volgende toelichting: “ Carrévormig HOFJE, "Wilhelminastichting", met bijbehorende erfscheidingen, gebouwd in 1926-1927 naar ontwerp van de Dordtse architect B. van Bilderbeek (architectenbureau Van Bilderbeek en Reus), in een stijl die verwant is aan zowel de Haagse als de Delftse School. Het complex werd gebouwd in opdracht van de door het echtpaar Oldenborgh-Vriesendorp opgerichte Wilhelmina-Stichting en was aanvankelijk bestemd voor de (gratis) huisvesting van bejaarde dienstboden.” We lazen al eerder dat Henk van der Kaa van eenvoudige afkomst was en dat zal vermoedelijk voor zijn vrouw ook zo zijn geweest. Bij hun vertrek in 1938 uit Dordrecht was moeder – toen 66 jaar oud – weduwe en een oudedagvoorziening zoals AOW bestond nog niet. Je was aangewezen op hulp van je kinderen of van de liefdadigheid. Moeder zal ongetwijfeld een oppassende vrouw zijn geweest, anders was ze nooit toegelaten als bewoner van dit hofje. Vaak moest men van onbesproken gedrag zijn en was men aan strenge regels gebonden. De eerste beschreven ansichtkaart vanuit Goes richting Dordrecht vinden we op 11 juli 1939: “Beste Moeder, Zoals ik U vorige week schreef hadden we plan a.s. Vrijdag te komen met de trein die half zes in Dordt is. Henk heeft echter die middag eenig werk te doen op school, dus komen wij wat later met de trein van half acht in Dordt.” De voorzijde van de ansichtkaart laat de Ganzepoortbrug in Goes zien zoals we die nog steeds kennen. Ruim een jaar later vinden we een kaart die gedateerd is op 18 september 1940. De Duitse inval van mei 1940 ligt nog kort achter ons. Een deel van de schoonfamilie van Henk van der Kaa woont al sinds 1925 in Nederlands Indië. Begin 1940 waren ze nog in Nederland.

Neef Erik van der Hoeven (1944) schrijft hierover dat de familie op 10 mei 1940 (dus op dezelfde dag van de Duitse inval) weer terug is gegaan naar Indië. Zijn ouders misten de boot en moesten toen noodgedwongen in Nederland blijven. “Mijn ouders ontliepen Japanse gevangenschap door het missen van de boot” schrijft hij. De ongerustheid over de familie die wel vertrokken is komt in deze ansichtkaart tot uiting: “We hopen dat de familie in Indië het goed maken en dat we een volgend jaar weer een brief zullen kunnen schrijven.” Op 18 september 1942, midden in die oorlogsjaren gaat er weer een ansichtkaart naar Dordrecht. De voorzijde is een Zeeuws tafereeltje van een boer en boerin in Zeeuwse klederdracht. Onder de foto staat: “Zeeland, Zuid-Beveland, Bloeiende Boomgaard.” Op de achterzijde worden de gelukwensen uitgesproken voor de verschillende verjaardagen. Dochter Jo (en dus schoonzuster van Henk van der Kaa) is met haar man en kind in Nederlands Indië. Hoe de situatie daar is weet de familie niet. Er klink ongerustheid in door in de tekst op de kaart. “Moeder wij beiden feliciteren U met Jo haar geboortedag. Wij zullen hopen dat zij met haar man en kind haar verjaardag in goede gezondheid zal moge herdenken.” Verder nog een paar zinnen over het mooie weer. Het zal nog drie jaar duren voordat familie de Japanse interneringskampen kan verlaten.

Het in 1944 geboren neefje van Henk van der Kaa, Erik vertrekt met zijn ouders in 1945 na de Tweede Wereldoorlog weer naar Nederlands Indië. Voor hen ‘op weg naar huis’ met de boot die ze in 1940 misten. Neef Erik zegt nu dat Henk van der Kaa vermoedelijk nooit naar Nederlands Indië is gegaan vanwege de zwakke gezondheid van zijn vrouw Elisabeth. Zijn zwager Aart van der Hoeven beschikte als directeur van een hbs in Nederlands Indië over een groot netwerk. De hele familie komt in 1950 weer terug naar Nederland om zich hier definitief te vestigen. Nederlands Indië is onafhankelijk geworden. De republiek Indonesië is onder president Soekarno begonnen als een zelfstandige staat.

Foto 1: Hofje van de Wilhelminastichting te Dordrecht

Foto 2: Ansichtkaart die 18 september 1942 werd verzonden.

 

Gepubliceerd 28 december 2018

Link naar Facebook

VAKANTIE IN 1952 (2)
In 1952 is de Goese dominee Metselaar twaalfeneenhalf jaar getrouwd. Met zijn vrouw gaat hij op ‘huwelijksreis’. Dat zal na hun huwelijk in het oorlogsjaar 1940 niet mogelijk zijn geweest. Mevrouw Metselaar houdt een reisdagboek bij. Hun zoon Fré plaatste het enkele weken geleden op facebook. Een stukje Bevelandse geschiedenis uit een tijd dat reizen binnen Europa, met grenzen en paspoortcontroles een hele onderneming was. Deel 2 van dit dagboek 

“Natuurlijk moet ik mijn moeders relaas over de tocht per "rijwiel met hulpmotor" uit 1952 nog even vervolgen. De tocht ging via Echternach-Trier-Heidelberg, verder het beschadigde Duitsland in. Het is natuurlijk wel voor de familie bedoeld, maar allez, wellicht vindt een ander het ook leuk.

Woensdag, 30 juli passeerden we de Luxemburgse grens (zonder contrôle) en fietsten over Ettelbrück en Diekirch naar Echternach, waar we voor 2 nachten onze tent op de "Camping-Parc" opsloegen.

Zaterdag, 2 augustus bezichtigden we heel veel moois van Trier, buitengewoon indrukwekkend, maar deerlijk geschonden door de oorlog. Was dat nu werkelijk nodig, om zo te trachten hooggeplaatste personentot anddere gedachten te brengen? Om 4 uur vertrokken we om langs de Moezel het eerste evangelische dorp te bereiken met oog op ed zondag, want werkelijk, we verlangden naar een Samenkomen in Zijn Naam.

We kwamen in Brauneberg en landden bij de Moezel vlakbij het erf van een Winzer (wijnboer) terwijl de eerste druppels begonnen te vallen. Onmiddellijk werden we door de Winzerin binnen genood en nam de familie onze spullen op om ze binnen te brengen. We mochten onze kampeerpannetjes op het elektrisch fornuis zetten. Toen het onweer voorbij was mochten we niet meer naar buiten, maar kregen de zitkamer om onze luchtbedden en bagage, die niet gering was, te leggen. Wat zijn we verwend door moederlijke zorg en hartelijkheid. ‘s Avonds hebben we van allerlei verteld en de kinderfoto's laten zien. 't Was alles zo gezellig en vrolijk. We spraken over de oorlog en hoorden dat ook deze mensen joden verborgen.

Zondagmiddag heeft Julia speciaal Quetchenkuchen gebakken, die hoewel mislukt verrukkelijk smaakten. 't Recept + kookboek kregen we mee. We bekeken de Weinkeller, prüften de Wein en zagen de Weinpresse en kregen een interessante uitleg. Later hebben we aan de Mosel genoten en gefloten (blokfluit). 's Avonds was er nog een verrassing, nl een boottocht op de Moezel, tot Pfelzen, waarbij Julia's verloofde ons veel vertelde over oud gebouwen en de bodem van de rivier. We zagen hoe "die Mosel blüht", een verschijnsel dat de volgende dag mooi weer betekent.

Maandag, 4 augustus. Nadat we zondagmiddag al even een kijkje in Bernkastel hadden genomen en verrukt waren van de kunstzin, waarvan alle huizen en gebouwen spraken, kwamen we er maandag weer op de Moezelbedevaart weer door waarbij we Cochem o.a. zagen, met boulevards en veel mensen, aardige winkels, maar het gewoel lieten we gelukkig weer gauw achter. Zo bereikten we Alken, een kleine plaats. Op onze vraag waar we een rustig en op een mooi plekje onze tent konden zetten, werd ons iets moois gewezen.
O wee, daar nadeerde met rasse schreden een dame en ried ons de eenzaamheid ten stelligste af. Wat te doen. We hebben ons toen in een kersenboomgaard achter het kerkhof (Friedhof is mooier) gelegerd met uitzicht op de Burg Thurandt. Voor de eerste keer aten we groentenloos. Het was hier zo droog, dat iedereen met gieters liep, sla (ons uitverkoren maal) groeide hier zeker niet.

Dinsdag, 5 augustus. Ging de tocht via Koblenz (die Deutsche Ecke), dei Loreley, Bingen, Mainz, Worms, door 't land van de korenvelden naar Nackenheim, waar we bij een noodboerderij de nacht doorbrachten, en een Rotterdams echtpaar ontmoetten, die op weg waren naar Basel.

Woensdag, 6 augustus.
Door het lage land naar Bad-Dürkheim en natuurlijk naar het Riesenfaβ. Daarna over Ludwigshafen, Mannheim (autoweg), naar Heidelberg en langs de Neckar naar Neckargemünd, waar we onze tent voor 2 nachten in het Zeltenkampf opzetten. 's Avonds maakten we de eerste tramtocht naar Heidelberg.

Donderdag, 7 augustus.
Na het ontbijt Heidelberg in de kerk van binnen bekeken en daarna met de Bergbahn naar Konigstuhl. Tegen de berg moesten we 1x overstappen in een nog schuinere Bahn, tot 5 68 meter hoogte kabelden we. Het uitzicht vanaf de daarboven gebouwde toren is bij helder weer schitterend. Wij troffen het niet best. Toch waren er nog mensen die voor enig geld door een verrekijker keken, evenals de "Fernsprecher". We daalden af naar het Schloβ, vanwaar we twee foto's namen. Onze middagboterham nuttigden we in het mooie park en dronken er heerlijk bronwater bij. In de loop van de middag brachten we een bezoek aan het Scheffelhaus (Oper. Alt Heidelberg) en hadden van daaruit een bijzonder mooi uitzicht op het Slot. We dronken er druivensap. 

Vrijdag, 8 augustus.
Omdat de kilometerteller kapot ging, togen we door Mannheim naar een opgegeven adres ter herstel. Een oud-politieagent wees ons de weg, hielp ons voort en liet ons tenslotte nog een van de meer dan 30 bunkers zien, waarin meer dan 12000 mensen in de oorlog een toevlucht vonden tegen gewone en fosforbommen en waarin nu nog 500 gezinnen, verstoken van daglicht, woonden, verstoken van daglicht. Nu fietsten we we op Wiesbaden aan, brachten er een korte visite bij al het elitegedoe -zagen trouwens liever natuurschoon of kunst- en gingen op raad van een Hollander uit Purmerend, die al een paar jaar in Duitland was, de weg op naar Bad Schwalbach. De te beklimmen bergjes vielen wel tegen wat hoogte betreft, maar allerminst hun bijzondere uitzichten; het eerste over Wiesbaden was fantastisch. Toen we de tweede hoge heuvel afvlogen was het al bijna donker. We meenden een een mooie plek gevonden te hebben met stromend water, na veel gezeul bereikten we weer de weg en kwamen in Ramschied. Daar raadde een jongen ons bijgaande unieke plaats aan, bij een koolzuurhoudende bron. Hier was het onvergetelijk mooi, het uitzicht was onbeschrijfelijk en de akoestiek wondermooi. De volle maan kwam vanachter de berg op. het licht naderde vanuit de verte tot alles overgoten was met een zilveren licht.“

Foto: links dominee Metselaar met een gastvrije Duitse familie tijdens zijn vakantie in Duitsland in 1952.